Schmal: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

schmal:
- knapp; smalt; trång; knappt; trångt; smal; precis; noggrant; noggran
Wiktionary:
- schmal → smal, knapp
- schmal → trång, långsmal, smal, otillräcklig, odudlig

Duits

Uitgebreide vertaling voor schmal (Duits) in het Zweeds

schmal (eng; knapp)
knapp; smalt; trång; knappt; trångt
- knapp bijvoeglijk naamwoord
- smalt bijvoeglijk naamwoord
- trång bijvoeglijk naamwoord
- knappt bijvoeglijk naamwoord
- trångt bijvoeglijk naamwoord
schmal (mit wenig Platz; eng; knapp)
trångt; smal; knappt
- trångt bijvoeglijk naamwoord
- smal bijvoeglijk naamwoord
- knappt bijvoeglijk naamwoord
schmal (mit großer Genauigkeit; eng)
precis; noggrant; noggran
- precis bijvoeglijk naamwoord
- noggrant bijvoeglijk naamwoord
- noggran bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
knapp		Druckknopf; Drücker; Hemdknopf; Hemdknöpfe; Knopf; Knorren; Maustaste; Schalter; Schaltfläche; Taste
smalt		Enge; Engpässe; Landenge; Verengerung
trångt		Enge; Engpaß; Engpässe; Schmalheit
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
knapp	eng; knapp; schmal	enganliegend; hauteng; knapp; prall; straff
knappt	eng; knapp; mit wenig Platz; schmal	geringfügig; sehr gering; sehr klein; verschwindend klein; winzig; winzig klein
noggran	eng; mit großer Genauigkeit; schmal	eingehend; gründlich; sorgfältig; sorgsam
noggrant	eng; mit großer Genauigkeit; schmal	absolut; gründlich; komplett; total; vollkommen; vortrefflich; völlig
precis	eng; mit großer Genauigkeit; schmal	akkurat; bar; eigen; einfach; geleckt; genau; genaugenommen; gerade; gewissenhaft; glatt; gründlich; haarfein; haargenau; haarklein; haarscharf; hauchdünn; hauchfein; hauchzart; knapp; konsequent; korrekt; piekfein; prezies; pur; pünktlich; rein; sauber; schier; sicher; skrupulös; sorgfältig; strikt; tipp-topp; treffend; treffsicher; unverfälscht; wahr
smal	eng; knapp; mit wenig Platz; schmal	dünn; hager; schlank; spindeldürr
smalt	eng; knapp; schmal	ausgemergeld; dünn; fein; grazil; hager; knochenartig; knochig; leichtgebaut; rank; schlank; schmächtig; spindeldürr; wespenähnlich; zart; zerbrechlich; zierlich; zierlich gebaut
trång	eng; knapp; schmal
trångt	eng; knapp; mit wenig Platz; schmal	erbärmlich; klein; schäbig

schmal

adjective

Cross Translation:

From	To	Via
• schmal	→ trång; långsmal; smal	↔ narrow — having a small width
• schmal	→ otillräcklig; odudlig	↔ insuffisant — Qui ne suffire pas.

Computer vertaling door derden:

Remove Ads