Treffer: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Treffer:
- mål; succé; storsäljare; bestseller; träffare; lyckträff; vinnare; hit; säkert kort; besök; träff
Wiktionary:
- Treffer → träff
- Treffer → slag

Duits

Uitgebreide vertaling voor Treffer (Duits) in het Zweeds

der Treffer (Tor)
mål
- mål [-ett] zelfstandig naamwoord
der Treffer (Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager)
succé; storsäljare; bestseller
- succé [-en] zelfstandig naamwoord
- storsäljare [-en] zelfstandig naamwoord
- bestseller [-en] zelfstandig naamwoord
der Treffer (Glück; Glücksfall; unerwartetes Glück)
träffare
- träffare zelfstandig naamwoord
der Treffer (Glücksfall; Glück; unerwartetes Glück; Glücksfälle; Zufallstreffer)
lyckträff
- lyckträff [-en] zelfstandig naamwoord
der Treffer (Hit; Schlager)
vinnare; hit; säkert kort
- vinnare [-en] zelfstandig naamwoord
- hit zelfstandig naamwoord
- säkert kort zelfstandig naamwoord
der Treffer
besök
- besök [-ett] zelfstandig naamwoord
der Treffer
träff
- träff [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bestseller	Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager; Treffer
besök	Treffer	Aufwartung; Besuch; Gast
hit	Hit; Schlager; Treffer	Treffer ins Schwarze
lyckträff	Glück; Glücksfall; Glücksfälle; Treffer; Zufallstreffer; unerwartetes Glück	Extraprofit; Gelegenheitskauf; Gelegenheitskäufe; Glück; Glücksfall; Glücksfälle; Glückstreffer; Zufallstreffer; kleine Profit; kleiner Profit; unerwarteter Vorteil; unerwartetes Glück
mål	Tor; Treffer	Absicht; Abstoß; Anstoß; Endziel; Endzweck; Gerichtsverfahren; Plan; Prozeß; Rechtsfall; Rechtsverfahren; Reiseziel; Tor; Verfahren; Ziel; Zielanbieter; Zielscheibe; Zielsetzung; Zielwert; Zweck
storsäljare	Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager; Treffer
succé	Best-seller; Erfolg; Hit; Schlager; Treffer	Erfolg; Gelingen; Glück; Wohlbefinden; Wohlstand
säkert kort	Hit; Schlager; Treffer
träff	Treffer	Begegnung; Beratung; Date; Einberufung; Konferenz; Kongreß; Liebesverhältnis; Sitzung; Tagung; Treffen; Treffer ins Schwarze; Unterredung; Veranstaltung; Verhältnis; Versammlung; Zusammenkunft; Zusammenrufung; Zusammentreffen
träffare	Glück; Glücksfall; Treffer; unerwartetes Glück
vinnare	Hit; Schlager; Treffer	Gewinner; Preisträger; Sieger

Treffer

noun

treffender beziehungsweise im bestimmten Ziel sitzender Schuss, Hieb, Wurf oder Schlag
- Treffer → träff

Cross Translation:

From	To	Via
• Treffer	→ slag	↔ hit — blow, punch