Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Haushund

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Haushund

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Haushund:
- Wiktionary:
  Haushund → sällskapshund

Duits

Uitgebreide vertaling voor Haushund (Duits) in het Zweeds

Haushund: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

Hau: smäll; klapp; slag med öppen hand
Hund: hund
Haus: bostad; boning; bygge; byggnad; hus; lott; obebygdd tomt; fastighet; fast egendom; byggnadskomplex; komplex

Wiktionary: Haushund

Haushund

noun

(umgangssprachlich) ein Hund^[1], der überwiegend im Haus, im Haushalt lebt und gehalten wird
- Haushund → sällskapshund
ein Haustier, Heimtier und Nutztier aus der Familie der Hundeartiger beziehungsweise der Echte Hunde (Canidae)
- Haushund → sällskapshund