Duits
Uitgebreide vertaling voor verwirrt (Duits) in het Zweeds
verwirrt:
-
verwirrt (verworren; konfus; durcheinander; verstört; irre; wirr)
förvirrat; desorienterad; konfys; konfyst; virrigt-
förvirrat bijvoeglijk naamwoord
-
desorienterad bijvoeglijk naamwoord
-
konfys bijvoeglijk naamwoord
-
konfyst bijvoeglijk naamwoord
-
virrigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
verwirrt (durcheinander)
-
verwirrt (geistig durcheinander; irre)
förbryllad; förbryllat; förvirrat-
förbryllad bijvoeglijk naamwoord
-
förbryllat bijvoeglijk naamwoord
-
förvirrat bijvoeglijk naamwoord
-
-
verwirrt (verschwommen wahrnehmbar; durcheinander; wirr; verstört; konfus)
diffus; utspridd; utspritt; diffust; kringsprit-
diffus bijvoeglijk naamwoord
-
utspridd bijvoeglijk naamwoord
-
utspritt bijvoeglijk naamwoord
-
diffust bijvoeglijk naamwoord
-
kringsprit bijvoeglijk naamwoord
-
-
verwirrt (durcheinander; wirr; verstört; konfus)
-
verwirrt (entgeistert; betreten; bestürzt; verdutzt; konfus; bedripst)
Vertaal Matrix voor verwirrt:
Synoniemen voor "verwirrt":
Wiktionary: verwirrt
verwirrt
adjective
-
geistig nicht ganz auf der Höhe seiend, nicht wissend, was zu tun ist; durcheinander
- verwirrt → förvirrad
verwirren:
-
verwirren (durcheinanderbringen)
-
verwirren (entheben; entsetzen; bestürzen; aus der Fassung bringen)
-
verwirren (jemanden verlegen machen; durcheinander bringen)
Conjugations for verwirren:
Präsens
- verwirre
- verwirrst
- verwirrt
- verwirren
- verwirrt
- verwirren
Imperfekt
- verwirrte
- verwirrtest
- verwirrte
- verwirrten
- verwirrtet
- verwirrten
Perfekt
- habe verwirrt
- hast verwirrt
- hat verwirrt
- haben verwirrt
- habt verwirrt
- haben verwirrt
1. Konjunktiv [1]
- verwirre
- verwirrest
- verwirre
- verwirren
- verwirret
- verwirren
2. Konjunktiv
- verwirrte
- verwirrtest
- verwirrte
- verwirrten
- verwirrtet
- verwirrten
Futur 1
- werde verwirren
- wirst verwirren
- wird verwirren
- werden verwirren
- werdet verwirren
- werden verwirren
1. Konjunktiv [2]
- würde verwirren
- würdest verwirren
- würde verwirren
- würden verwirren
- würdet verwirren
- würden verwirren
Diverses
- verwirr!
- verwirrt!
- verwirren Sie!
- verwirrt
- verwirrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie