Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Besserwisser:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. Besserwisser:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Besserwisser (Duits) in het Zweeds

Besserwisser:

Besserwisser [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Besserwisser (Naseweis)
    allkännare

Vertaal Matrix voor Besserwisser:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allkännare Besserwisser; Naseweis

Synoniemen voor "Besserwisser":


Wiktionary: Besserwisser

Besserwisser
noun
  1. (umgangssprachlich) Person, die immer alles besser wissen will und damit angibt

Cross Translation:
FromToVia
Besserwisser viktigpetter; besserwisser know-it-all — someone who obnoxiously claims to be knowledgeable on a subject

Computer vertaling door derden:


Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Besserwisser (Zweeds) in het Duits

besserwisser:


Synoniemen voor "besserwisser":


Wiktionary: besserwisser

besserwisser
noun
  1. abwertend: weibliche Person, die immer alles besser wissen will
  2. abwertend: eine (männliche) Person, die immer alles besser wissen will
  3. Gerät zum Anspitzen eines Griffels
  4. weiblicher Besserwisser
  5. (umgangssprachlich) Person, die immer alles besser wissen will und damit angibt

Cross Translation:
FromToVia
besserwisser Besserwisser; Schlauberger; Neunmalkluger; Rechthaber; Schulmeister; Schlaumeier; Klugscheißer know-it-all — someone who obnoxiously claims to be knowledgeable on a subject

Computer vertaling door derden: