Duits
Uitgebreide vertaling voor kundig (Duits) in het Zweeds
kundig:
-
kundig (geistreich; fähig; fachmännisch; geschickt; klug; sachverständig; schlau; scharfsinnig; gescheit; geübt; tüchtig; gewandt; geschult; handlich; aufgeweckt; gekonnt; behende; ausgelernt; scharfsichtig)
-
kundig (geübt; erfahren; geschult; fachmännisch; bewandert; tüchtig; sachverständig)
erfarenhet; kunnig; kunnigt-
erfarenhet bijvoeglijk naamwoord
-
kunnig bijvoeglijk naamwoord
-
kunnigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
kundig (fachmännisch; vernünftig; genial; gescheit; klug; erfinderisch; sachverständig; gekonnt; ausgekocht)
användbar; uppriktig; användbart; klokt-
användbar bijvoeglijk naamwoord
-
uppriktig bijvoeglijk naamwoord
-
användbart bijvoeglijk naamwoord
-
klokt bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor kundig:
Synoniemen voor "kundig":
Wiktionary: kundig
kundig
Cross Translation:
adjective
-
sich auf einem Gebiet auskennend, Kenntnisse über etwas besitzend
- kundig → kunnig
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kundig | → kunnig | ↔ knowledgeable — having knowledge, especially of a particular subject |
Computer vertaling door derden: