Zusammensetzung: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Zusammensetzung:
- byggnad; konstruktion; byggande; strukturering; montage; sammanställning; sammansättning; arrangemang; komposition; sätta ihop

Duits

Uitgebreide vertaling voor Zusammensetzung (Duits) in het Zweeds

die Zusammensetzung (Aufbau; System; Struktur; Konstruktion; Aufstellung; Gestaltung; Ordnung; Anordnung; Einteilung; Rangordnung; Bau; Aufeinanderfolge)
byggnad; konstruktion
- byggnad [-en] zelfstandig naamwoord
- konstruktion [-en] zelfstandig naamwoord
die Zusammensetzung (Aufbau; Konstruktion; Struktur; Bau; Errichtung; Erbauung; Bauart; innere Aufbau)
konstruktion; byggande; strukturering
- konstruktion [-en] zelfstandig naamwoord
- byggande zelfstandig naamwoord
- strukturering [-en] zelfstandig naamwoord
die Zusammensetzung (Zusammenstellung)
montage; sammanställning; sammansättning; arrangemang; komposition
- montage [-ett] zelfstandig naamwoord
- sammanställning [-en] zelfstandig naamwoord
- sammansättning [-en] zelfstandig naamwoord
- arrangemang [-ett] zelfstandig naamwoord
- komposition [-en] zelfstandig naamwoord
die Zusammensetzung (Komposition; Gestaltung)
sammansättning; komposition
- sammansättning [-en] zelfstandig naamwoord
- komposition [-en] zelfstandig naamwoord
die Zusammensetzung (bei einander Setzung)
sätta ihop
- sätta ihop zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
arrangemang	Zusammensetzung; Zusammenstellung	Anordnung; Arrangement; Fügung; Ordnung; Regelung
byggande	Aufbau; Bau; Bauart; Erbauung; Errichtung; Konstruktion; Struktur; Zusammensetzung; innere Aufbau
byggnad	Anordnung; Aufbau; Aufeinanderfolge; Aufstellung; Bau; Einteilung; Gestaltung; Konstruktion; Ordnung; Rangordnung; Struktur; System; Zusammensetzung	Anlegen; Anschlagen; Bau; Bausektor; Gebilde; Gebäude; Haus; Häuser; Schoß; Spielzeugblok
komposition	Gestaltung; Komposition; Unterteile; Zusammensetzung; Zusammenstellung
konstruktion	Anordnung; Aufbau; Aufeinanderfolge; Aufstellung; Bau; Bauart; Einteilung; Erbauung; Errichtung; Gestaltung; Konstruktion; Ordnung; Rangordnung; Struktur; System; Zusammensetzung; innere Aufbau	Anlegen; Anschlagen; Bau; Bausektor; Fertigung; Gerippe; Gerüst; Gestell; Herstellung; Komplex; Rahmen
montage	Zusammensetzung; Zusammenstellung	Bildschnitt; Montierung; Schnitt
sammanställning	Zusammensetzung; Zusammenstellung	Kompilation; Sammlung
sammansättning	Gestaltung; Komposition; Unterteile; Zusammensetzung; Zusammenstellung	Assembly
strukturering	Aufbau; Bau; Bauart; Erbauung; Errichtung; Konstruktion; Struktur; Zusammensetzung; innere Aufbau
sätta ihop	Zusammensetzung; bei einander Setzung
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sätta ihop		anlegen; aufstellen; bauen; einrichten; formieren; installieren; zusammenbringen