Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Rassel:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. rassel:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Rassel (Duits) in het Zweeds

Rassel:

Rassel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Rassel (Klapper; Knarre)
    tunga; klappa
    • tunga [-en] zelfstandig naamwoord
    • klappa [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. die Rassel (Rammler; Klapper; Plappermaul; )
    slammer; rassel; skrammel
    • slammer [-ett] zelfstandig naamwoord
    • rassel [-ett] zelfstandig naamwoord
    • skrammel [-ett] zelfstandig naamwoord
  3. die Rassel (Klapper)
    skramla; skaller; skrammel
    • skramla [-ett] zelfstandig naamwoord
    • skaller [-ett] zelfstandig naamwoord
    • skrammel [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. die Rassel (Knarre; Klappe; Plappertasche; Hirschböcke)
    skramla
    • skramla [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Rassel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klappa Klapper; Knarre; Rassel
rassel Klappe; Klapper; Plappermaul; Plappertasche; Plaudertasche; Rammler; Rassel Geräusch; Rauschen
skaller Klapper; Rassel
skramla Hirschböcke; Klappe; Klapper; Knarre; Plappertasche; Rassel Geklapper
skrammel Klappe; Klapper; Plappermaul; Plappertasche; Plaudertasche; Rammler; Rassel Latte
slammer Klappe; Klapper; Plappermaul; Plappertasche; Plaudertasche; Rammler; Rassel
tunga Klapper; Knarre; Rassel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klappa hin und her schlagen; klappern; kosen; liebkosen
skramla aufwinden; dröhnen; hacken; hinken; hüpfen; klappern; klimpern; klingeln; klingen; klirren; klöppeln; krachen; lärmen; poltern; rasseln; rattern; rumpeln; rütteln; stampfen

Wiktionary: Rassel

Rassel
noun
  1. Rhythmusinstrument; Babyspielzeug, das durch Schütteln Geräusche erzeugt

Cross Translation:
FromToVia
Rassel skallra rattle — a baby's toy



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Rassel (Zweeds) in het Duits

rassel:

rassel [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. rassel (prassel; frasande)
    Geräusch; Rauschen
  2. rassel (skrammel; slammer)
    der Rammler; der Klapper; die Rassel; Plappermaul; die Plappertasche; die Klappe; die Plaudertasche

Vertaal Matrix voor rassel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Geräusch frasande; prassel; rassel oljud; oväsen; sorlande; surrande
Klappe rassel; skrammel; slammer gap; klaff; käft; mun; näbb; skramla
Klapper rassel; skrammel; slammer en som applåderar; klappa; knallkaramell; krocka; skaller; skramla; skrammel; slå; tunga
Plappermaul rassel; skrammel; slammer
Plappertasche rassel; skrammel; slammer skramla
Plaudertasche rassel; skrammel; slammer
Rammler rassel; skrammel; slammer
Rassel rassel; skrammel; slammer klappa; skaller; skramla; skrammel; tunga
Rauschen frasande; prassel; rassel