Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Lärm

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Lärm

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Lärm:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. larm:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Lärm (Duits) in het Zweeds

Lärm:

Lärm [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Lärm (Tumult; Spektakel; Krach; )
    oljud; tumult
    • oljud [-ett] zelfstandig naamwoord
    • tumult [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. der Lärm (Rührigkeit; Radau)
    förvirring; oväsen; tumult
  3. der Lärm (Krawall; Geschrei; Spektakel; Geheul)
    buller; larm
    • buller [-ett] zelfstandig naamwoord
    • larm [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. der Lärm (Krach; Radau)
    bråk
    • bråk [-ett] zelfstandig naamwoord
  5. der Lärm
    buller
    • buller [-ett] zelfstandig naamwoord

Lärm [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Lärm (Radau)
    brus
    • brus [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Lärm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brus Lärm; Radau Dröhnen; Gedröhn; Gedröhne
bråk Krach; Lärm; Radau Betrieb; Betriebsamkeit; Emsigkeit; Gedränge; Geschäftigkeit; Getreibe; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Handgemenge; Hektik; Krakeel; Rauferei; Schlägerei; Treiben; Trubel; Tumult
buller Geheul; Geschrei; Krawall; Lärm; Spektakel
förvirring Lärm; Radau; Rührigkeit Bestürztheit; Chaos; Durcheinander; Gewirr; Perplexheit; Staunen; Trübe; Unordnung; Verdutztheit; Verwechselung; Verwirrung; Verworrenheit; Verwüstung; Wirbel; Wirrwarr
larm Geheul; Geschrei; Krawall; Lärm; Spektakel Alarmanlage; Klamauk; Tamtam; Weckton
oljud Andrang; Aufruhr; Betrieb; Krach; Lärm; Radau; Rummel; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trubel; Tumult; Umtrieb; starkeVerkehr Aufruhr; Geräusch; Krach; Lärmbelästigung; Radau; Spektakel; Trara; Trubel; Tumult
oväsen Lärm; Radau; Rührigkeit Aufregung; Aufruhr; Durcheinander; Geräusch; Gezänk; Klamauk; Scherrerei; Sensation; Tamtam
tumult Andrang; Aufruhr; Betrieb; Krach; Lärm; Radau; Rummel; Rührigkeit; Skandal; Spektakel; Spuk; Strudel; Trubel; Tumult; Umtrieb; starkeVerkehr Andrang; Anziehung; Auflauf; Auflehnung; Aufregung; Aufruhr; Aufstand; Beschäftigung; Betriebsamkeit; Empörung; Emsigkeit; Erhebung; Gebrüll; Gedränge; Gedrängtheit; Geschäftigkeit; Geselligkeit; Getreibe; Getue; Getöse; Gewimmel; Gewirr; Gewühl; Klamauk; Krach; Krawall; Lebendigkeit; Lebhaftigkeit; Radau; Rebellion; Regsamkeit; Rummel; Schlägerei; Sensation; Spektakel; Tamtam; Trara; Treiben; Trubel; Tumult; Volksaufstand; Volkserhebung; Widerstand; Zusammenlauf; aufheben; reges Leben

Synoniemen voor "Lärm":


Wiktionary: Lärm

Lärm
noun
  1. subjektiv als unangenehm empfundener Schall, der unerwünschte Auswirkungen auf den Menschen hat (etwa das Gehör schädigt, krank machen kann, stört oder belästigt)
Cross Translation:
FromToVia
• Lärm → oljud; buller ↔ noise — various sounds, usually unwanted
• Lärm → oväsen ↔ racket — loud noise
• Lärm → oväsen ↔ row — continual loud noise

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Lärm



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Lärm (Zweeds) in het Duits

larm:

larm [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. larm
    die Alarmanlage
  2. larm
    Weckton
  3. larm (buller)
    der Lärm; der Krawall; Geschrei; Spektakel; Geheul
    • Lärm [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Krawall [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Geschrei [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Spektakel [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Geheul [das ~] zelfstandig naamwoord
  4. larm (liv; oväsen; tumult; bräk)
    Tamtam; der Klamauk
    • Tamtam [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Klamauk [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor larm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Alarmanlage larm larmsystem
Geheul buller; larm klagande; klaganden; klagorop; morrande; muttrande; snyftning; ylande
Geschrei buller; larm bannor; förmaning; galande; hojtande; ropande; rytande; siktar; skrikande; såll; tjutande; utskällning; vrålanede
Klamauk bräk; larm; liv; oväsen; tumult
Krawall buller; larm orolighet; rabalder; störning; tumult; upprörande; väsen
Lärm buller; larm brus; bråk; buller; förvirring; oljud; oväsen; tumult
Spektakel buller; larm meningskiljaktlighet; misshällighet; motsättning; oljud; paradnummer; rabalder; rytande; skrikande; skådespel; spektakel; tjutande; tumult; vrålanede
Tamtam bräk; larm; liv; oväsen; tumult
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Weckton larm

Synoniemen voor "larm":


Wiktionary: larm

larm
noun
  1. subjektiv als unangenehm empfundener Schall, der unerwünschte Auswirkungen auf den Menschen hat (etwa das Gehör schädigt, krank machen kann, stört oder belästigt)
  2. Gerät, das bei Auslösung, ein Alarmsignal von sich gibt (normalerweise verwenden, um einen Einbruch zu melden)
  3. allgemeines Warnsignal oder ein Signal zum Beispiel als Weckruf
  4. Militär, Polizei, Feuerwehr: zur Frühwarnung oder bei Eintritt eines Schadensereignisses erfolgender Ruf zur Bereitschaft oder zur Warnung vor Gefahr
Cross Translation:
FromToVia
• larm → Alarm ↔ alert — an alarm

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Lärm







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0512 seconde
Page rendered in 1.0 seconds