Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
- Plage:
-
plagen:
- plåga; trakassera; besvära; oroa; jäkta
- Wiktionary:
Zweeds naar Duits: Meer gegevens...
- plage:
Duits
Uitgebreide vertaling voor Plage (Duits) in het Zweeds
Plage:
Vertaal Matrix voor Plage:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
böldpest | Plage; Seuche | |
epedemi | Epidemie; Pest; Plage; Seuche | |
pest | Epidemie; Pest; Plage; Seuche | Ranger; Unruhestifter; lästige Person; lästiger Mensch; lästiges Kind |
Synoniemen voor "Plage":
Plage vorm van plagen:
-
plagen (quälen; triezen; schinden; schikanieren; brutal vorgehen; belästigen; tyrannisieren; einschüchtern; wegekeln; piesacken; martern)
-
plagen (jemandem lästig fallen; schikanieren; zusetzen)
Conjugations for plagen:
Präsens
- plage
- plagst
- plagt
- plagen
- plagt
- plagen
Imperfekt
- plagte
- plagtest
- plagte
- plagten
- plagtet
- plagten
Perfekt
- habe geplagt
- hast geplagt
- hat geplagt
- haben geplagt
- habt geplagt
- haben geplagt
1. Konjunktiv [1]
- plage
- plagest
- plage
- plagen
- plaget
- plagen
2. Konjunktiv
- plagte
- plagtest
- plagte
- plagten
- plagtet
- plagten
Futur 1
- werde plagen
- wirst plagen
- wird plagen
- werden plagen
- werdet plagen
- werden plagen
1. Konjunktiv [2]
- würde plagen
- würdest plagen
- würde plagen
- würden plagen
- würdet plagen
- würden plagen
Diverses
- plag!
- plagt!
- plagen Sie!
- geplagt
- plagend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor plagen:
Synoniemen voor "plagen":
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor Plage (Zweeds) in het Duits
plage:
-
plage (plantering; grundande)
Vertaal Matrix voor plage:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
Anbauen | grundande; plage; plantering | förbättringar; jordbrukande; odlande; plantage; stimulanser; uppfödning |
Anpflanzen | grundande; plage; plantering | jordbrukande; odlande; övertäckning |