Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Henkel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Henkel (Duits) in het Zweeds

Henkel:

Henkel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Henkel (Handgriff; Griff; Trick; )
    grepp; fattning; fast tag
  2. der Henkel (Klinke; Krücke; Hebel; Griff; Handgriff)
    dörrklinka
  3. der Henkel (Türgriff; Handgriff; Stiel)
    dörrhandtag
  4. der Henkel (Handgriff; Griff)
    handtag
    • handtag [-ett] zelfstandig naamwoord
  5. der Henkel (Griff; Kolben; Handgriff)
    ända; stump; rest; skottavla
    • ända [-en] zelfstandig naamwoord
    • stump [-en] zelfstandig naamwoord
    • rest [-en] zelfstandig naamwoord
    • skottavla [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Henkel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dörrhandtag Handgriff; Henkel; Stiel; Türgriff Türgriff; Tütklinken
dörrklinka Griff; Handgriff; Hebel; Henkel; Klinke; Krücke
fast tag Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick
fattning Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick
grepp Griff; Handgriff; Henkel; Kniff; Kunstgriff; Stiel; Trick Festnehmen; Festpacken
handtag Griff; Handgriff; Henkel Gehhilfe; Haltegriff; Hebebaum; Knorren; Ohr; Tassenohr; Ziehelement; Ziehpunkt
rest Griff; Handgriff; Henkel; Kolben Ablagerung; Bodensatz; Niederschlag; Residuen; Rest; Restant; Restbestand; Rückstand; Überbleibsel
skottavla Griff; Handgriff; Henkel; Kolben Ziel; Zielpunkt; Zielscheibe
stump Griff; Handgriff; Henkel; Kolben Kippe; Strunk; Stumpf
ända Griff; Handgriff; Henkel; Kolben Ende; Schluß

Synoniemen voor "Henkel":


Wiktionary: Henkel

Henkel
noun
  1. Griff an einer Tasse oder Kanne, seitlich oder oben angebracht

Cross Translation:
FromToVia
Henkel öra oor — handvat waaraan je een stuk servies kunt optillen
Henkel öra anse — poignée