Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: verweisen

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: verweisen

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verweisen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor verweisen (Duits) in het Zweeds

verweisen:

verweisen werkwoord (verweise, verweiset, verwies, verwiest, verwiesen)

  1. verweisen (hinweisen; überweisen; ausschicken; )
    hänvisa till; råda någon att vända sig till; ge någon anvisning på
  2. verweisen (referieren; sichbeziehen)
    hänvisa; referera
    • hänvisa werkwoord (hänvisar, hänvisade, hänvisat)
    • referera werkwoord (refererar, refererade, refererat)
  3. verweisen (jemandem etwas nachtragen; blamieren; zurechtweisen; )
    hysa agg till någon; klandra någon
    • hysa agg till någon werkwoord (hyser agg till någon, hyste agg till någon, hyst agg till någon)
    • klandra någon werkwoord (klandrar någon, klandrade någon, klandrat någon)
  4. verweisen (vorwerfen; schätzen; rügen; )
    förebrå; klandra; vanära
    • förebrå werkwoord (förebrår, förebrådde, förebrått)
    • klandra werkwoord (klandrar, klandrade, klandrat)
    • vanära werkwoord (vanärar, vanärade, vanärat)
  5. verweisen (jemandem einen Vorwurf machen; vorwerfen; blamieren; )
    beskylla; bläma
    • beskylla werkwoord (beskyllar, beskyllade, beskyllat)
    • bläma werkwoord (blämar, blämade, blämat)
  6. verweisen (bestrafen; ermahnen; rügen; )
    banna; klandra; tillrättavisa; läxa upp
    • banna werkwoord (bannar, bannade, bannat)
    • klandra werkwoord (klandrar, klandrade, klandrat)
    • tillrättavisa werkwoord (tillrättavisar, tillrättavisade, tillrättavisat)
    • läxa upp werkwoord (läxer upp, läxte upp, läxt upp)
  7. verweisen (ermahnen; bestrafen; warnen; )
    förmana; tillrättavisa; förehålla
    • förmana werkwoord (förmanar, förmanade, förmanat)
    • tillrättavisa werkwoord (tillrättavisar, tillrättavisade, tillrättavisat)
    • förehålla werkwoord (förehåller, förehöll, förehållit)

Conjugations for verweisen:

Präsens
  1. verweise
  2. verweiset
  3. verweiset
  4. verweisen
  5. verweist
  6. verweisen
Imperfekt
  1. verwies
  2. verwiest
  3. verwies
  4. verwiesen
  5. verwiest
  6. verwiesen
Perfekt
  1. habe verwiesen
  2. hast verwiesen
  3. hat verwiesen
  4. haben verwiesen
  5. habt verwiesen
  6. haben verwiesen
1. Konjunktiv [1]
  1. verweise
  2. verweisest
  3. verweise
  4. verweisen
  5. verweiset
  6. verweisen
2. Konjunktiv
  1. verwiese
  2. verwiesest
  3. verwiese
  4. verwiesen
  5. verwieset
  6. verwiesen
Futur 1
  1. werde verweisen
  2. wirst verweisen
  3. wird verweisen
  4. werden verweisen
  5. werdet verweisen
  6. werden verweisen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verweisen
  2. würdest verweisen
  3. würde verweisen
  4. würden verweisen
  5. würdet verweisen
  6. würden verweisen
Diverses
  1. verweis!
  2. verweist!
  3. verweisen Sie!
  5. verwiesen
  6. verweisend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verweisen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vanära Schandtat; skandalöse Tat
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
banna bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; zurechtweisen anranzen
beskylla bestrafen; blamieren; entgegenhalten; jemandem einen Vorwurf machen; nachtragen; rügen; tadeln; verweisen; vorhalten; vorwerfen; zurechtweisen anklagen; anschuldigen; beschuldigen
bläma bestrafen; blamieren; entgegenhalten; jemandem einen Vorwurf machen; nachtragen; rügen; tadeln; verweisen; vorhalten; vorwerfen; zurechtweisen
förebrå bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen anrechnen
förehålla bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen
förmana bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen
ge någon anvisning på ausschicken; einweisen; führen; geleiten; herüberschicken; hinweisen; hinüberschicken; leiten; lenken; schicken; senden; verweisen; weisen; überweisen
hysa agg till någon blamieren; entgegenhalten; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; tadeln; verleumden; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; zurechtweisen
hänvisa referieren; sichbeziehen; verweisen nachschicken; nachsenden; weiterschicken
hänvisa till ausschicken; einweisen; führen; geleiten; herüberschicken; hinweisen; hinüberschicken; leiten; lenken; schicken; senden; verweisen; weisen; überweisen hinweisen auf; verweisen auf
klandra bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen anklagen; anprangern; anrechnen; aussetzen; beanstanden; bemerken; bemäkeln; bemängeln; kritisieren; verketzern; verteufeln
klandra någon blamieren; entgegenhalten; jemandem etwas nachtragen; nachtragen; nachtragend sein; rügen; schelten; tadeln; verleumden; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; zurechtweisen
läxa upp bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; zurechtweisen
referera referieren; sichbeziehen; verweisen
råda någon att vända sig till ausschicken; einweisen; führen; geleiten; herüberschicken; hinweisen; hinüberschicken; leiten; lenken; schicken; senden; verweisen; weisen; überweisen
tillrättavisa bestrafen; ermahnen; rügen; schelten; tadeln; verweisen; warnen; zurechtweisen anranzen
vanära bestrafen; blamieren; entgegenhalten; entnehmen; ermahnen; fortführen; fortschaffen; hinhalten; hinterhertragen; nachtragen; rügen; schelten; schätzen; tadeln; verketzern; verleumden; verteufeln; verweisen; vorhalten; vorrücken; vorwerfen; wegschaffen; zurechtweisen trüben

Synoniemen voor "verweisen":


Wiktionary: verweisen

Cross Translation:
FromToVia
• verweisen → hänvisa ↔ refer — to direct to a source for help or information
• verweisen → uppmana; styrka ↔ exhorter — exciter, encourager par ses paroles.
• verweisen → förebrå; förevita; råma; hota ↔ gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent.
• verweisen → tillrättavisa; förebrå; förevita ↔ réprimander — reprendre quelqu’un avec autorité, lui reprocher sa faute.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van verweisen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0509 seconde
Page rendered in 1.0 seconds