Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Weib

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Weib

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. weiß:
  2. Weib:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Weib (Duits) in het Zweeds

weiß:

weiß bijvoeglijk naamwoord

  1. weiß (blaß; bleich)
    blekt; blek; svag; svagt
    • blekt bijvoeglijk naamwoord
    • blek bijvoeglijk naamwoord
    • svag bijvoeglijk naamwoord
    • svagt bijvoeglijk naamwoord
  2. weiß (blaß; bleich)
    vit; blekt; vitt; färglöst; urtvättad; urtvättat

Vertaal Matrix voor weiß:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blek blaß; bleich; weiß blaß; fahl; farblos; glanzlos; matt; ungefärbt; verwaschen; welk
blekt blaß; bleich; weiß abgespannt; ausgebleicht; blaß; bleich; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; ungefärbt; verschlissen; verschossen; verwaschen; welk
färglöst blaß; bleich; weiß bleich; farblos; glanzlos; matt; ungefärbt
svag blaß; bleich; weiß ausgebleicht; blaß; dumpf; dumpfig; dunkel; ein bißchen; ein wenig; einigermaßen; empfindlich; fahl; falb; farblos; fein; finster; gebrechlich; glanzlos; grob; halblaut; hilflos; kraftlos; matt; schal; schattenhaft; schimmerhaft; schlaff; schlapp; schwach; schwammig; schwächlich; unbestimmt; vage; verletzbar; verschlissen; verschossen; verschwommen; verwaschen; verwundbar; weich; welk; zart; zerbrechlich
svagt blaß; bleich; weiß abgespannt; ausgebleicht; blaß; dumpf; dumpfig; dunkel; empfindlich; fahl; falb; farblos; fein; finster; gebrechlich; glanzlos; grob; halblaut; hilflos; hinfällig; kraftlos; kränklich; lahm; lustlos; matt; schal; schattenhaft; schimmerhaft; schlaff; schlapp; schwach; schwammig; schwächlich; unbestimmt; vage; verletzbar; verschlissen; verschossen; verschwommen; verwaschen; verwundbar; weich; welk; zart; zerbrechlich
urtvättad blaß; bleich; weiß abgespannt; blaß; bleich; fahl; welk
urtvättat blaß; bleich; weiß
vit blaß; bleich; weiß
vitt blaß; bleich; weiß

Synoniemen voor "weiß":

  • europid; kaukasisch
  • farbneutral; lichtvoll

Wiktionary: weiß

weiß
adjective
  1. eine unbunte Farbe habend, die hellste Farbe im digitalen RGB-Farbraum, die die Werte rot = 255; grün = 255; blau = 255 hat.
    • weiß → vit
  2. dem europäischen Menschentypus angehörend
    • weiß → vit
Cross Translation:
FromToVia
• weiß → vit ↔ wit — kleur
• weiß → vit ↔ white — bright and colourless
• weiß → vit ↔ white — Caucasian
• weiß → vit; blank ↔ blanc — blanc (sens général)

Weib:

Weib [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Weib (Gattin; Frau; Gemahlin; )
    make eller maka; fru; livspartner; man
  2. Weib (Frauenzimmer; Weibsbild)
    kvinna; fru
    • kvinna [-en] zelfstandig naamwoord
    • fru [-en] zelfstandig naamwoord
  3. Weib (Hexe; Trulla; Schreckschraube; )
    satkäring; hora; hynda; häxa; orm
    • satkäring [-en] zelfstandig naamwoord
    • hora [-en] zelfstandig naamwoord !
    • hynda [-en] zelfstandig naamwoord
    • häxa [-en] zelfstandig naamwoord
    • orm [-en] zelfstandig naamwoord
  4. Weib (männliche Person; Mann; Kumpel; )
    herre; man; person av manligt kön; make
  5. Weib (Frau; Fräulein)
    kvinna
    • kvinna [-en] zelfstandig naamwoord
  6. Weib (Gatte; Gattin; Frau; )
    livskamrat; äkta hälft; fru; maka; make; man
    • livskamrat zelfstandig naamwoord
    • äkta hälft zelfstandig naamwoord
    • fru [-en] zelfstandig naamwoord
    • maka [-en] zelfstandig naamwoord
    • make [-en] zelfstandig naamwoord
    • man [-ett] zelfstandig naamwoord
  7. Weib (Schreckschraube; Trulla; Hexe; )
    subba; kärringjävel
  8. Weib (Trulla; Schreckschraube; Schlange; )
    fnask
    • fnask [-ett] zelfstandig naamwoord !
  9. Weib (Gemahlin; Frau; Gattin)
    äktapar; man; fru
    • äktapar zelfstandig naamwoord
    • man [-ett] zelfstandig naamwoord
    • fru [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Weib:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fnask Aas; Fischweib; Hexe; Luder; Schlange; Schreckschraube; Trulla; Weib
fru Ehehälfte; Frau; Frauenzimmer; Gatte; Gattin; Gemahl; Gemahlin; Mann; Weib; Weibsbild Gebieterin; Herrin; Meisterin
herre Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Kerl; Kumpel; Mann; Partner; Teilhaber; Weib; männliche Person Landsmann
hora Fischweib; Hexe; Luder; Schlange; Schreckschraube; Trulla; Weib Dirne; Freudenmädchen; Hure; Prostituierte; Schlampe
hynda Fischweib; Hexe; Luder; Schlange; Schreckschraube; Trulla; Weib Hündin
häxa Fischweib; Hexe; Luder; Schlange; Schreckschraube; Trulla; Weib Hexe; Zauberin
kvinna Frau; Frauenzimmer; Fräulein; Weib; Weibsbild Frau
kärringjävel Aas; Fischweib; Hexe; Hündin; Luder; Schlange; Schreckschraube; Trulla; Weib
livskamrat Ehehälfte; Frau; Gatte; Gattin; Gemahl; Gemahlin; Mann; Weib Ehepartner; Lebensgefährte; Lebensgefährtin; Partner
livspartner Frau; Gatte; Gattin; Gemahl; Gemahlin; Mann; Weib
maka Ehehälfte; Frau; Gatte; Gattin; Gemahl; Gemahlin; Mann; Weib Ehehälfte
make Ehehälfte; Frau; Freund; Gatte; Gattin; Gefährte; Gemahl; Gemahlin; Kerl; Kumpel; Mann; Partner; Teilhaber; Weib; männliche Person Ehegatte; Ehehälfte; Gatte; Gemahl; Lebenspartner; Mann; Partner
make eller maka Frau; Gatte; Gattin; Gemahl; Gemahlin; Mann; Weib
man Ehehälfte; Frau; Freund; Gatte; Gattin; Gefährte; Gemahl; Gemahlin; Kerl; Kumpel; Mann; Partner; Teilhaber; Weib; männliche Person Bruder; Bursche; Gatte; Gemahl; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann; Mähne
orm Fischweib; Hexe; Luder; Schlange; Schreckschraube; Trulla; Weib Aas; Luder; Schlange; Schlangenbrut; Slang; falsches Ding; hinterlistiges Ding
person av manligt kön Freund; Gatte; Gefährte; Gemahl; Kerl; Kumpel; Mann; Partner; Teilhaber; Weib; männliche Person
satkäring Fischweib; Hexe; Luder; Schlange; Schreckschraube; Trulla; Weib Schreckschraube
subba Aas; Fischweib; Hexe; Hündin; Luder; Schlange; Schreckschraube; Trulla; Weib
äkta hälft Ehehälfte; Frau; Gatte; Gattin; Gemahl; Gemahlin; Mann; Weib
äktapar Frau; Gattin; Gemahlin; Weib

Synoniemen voor "Weib":


Wiktionary: Weib

Cross Translation:
FromToVia
• Weib → tjej ↔ broad — colloquial term for a woman or girl
• Weib → kvinna ↔ feminine — a woman
• Weib → hustru; maka; fru ↔ wife — married woman
• Weib → kvinna ↔ woman — adult female human being
• Weib → kvinna ↔ femme — Être humain adulte de sexe féminin

Verwante vertalingen van Weib




Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0600 seconde
Page rendered in 1.0 seconds