Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Spaßvogel

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Spaßvogel

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Spaßvogel:
  2. Spaßvögel:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Spaßvogel (Duits) in het Zweeds

Spaßvogel:

Spaßvogel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Spaßvogel (Scherzbold; Komiker; Witzbold; Schelm; Schalk)
    komiker; narr; clown
    • komiker [-en] zelfstandig naamwoord
    • narr [-en] zelfstandig naamwoord
    • clown [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Spaßvogel (Witzbold; Schalk)
    spefågel; komiker; clown
    • spefågel [-en] zelfstandig naamwoord
    • komiker [-en] zelfstandig naamwoord
    • clown [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Spaßvogel (Tor; Tröttel; Verrückte; )
    dåre; knöl
    • dåre [-en] zelfstandig naamwoord
    • knöl [-en] zelfstandig naamwoord
  4. der Spaßvogel (Unbedeutende; Depp; Schaf; )
    knäppskalle; obetydlig
  5. der Spaßvogel (Ansteller; Schauspieler; Possenspieler)
    person full av överdrifter
  6. der Spaßvogel (Schalk)
    spjuver; spefågel; skämtare

Vertaal Matrix voor Spaßvogel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clown Komiker; Schalk; Schelm; Scherzbold; Spaßvogel; Witzbold Clown; Kauz; Narr; Possenmacher; Schalk; Spaßmacher; Verrückte; Witzbold
dåre Dummkopf; Geck; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schalk; Spaßvogel; Tor; Tröttel; Tölpel; Verrückte Brausekopf; Dummkopf; Dussel; Eiferer; Einfaltspinsel; Fanatiker; Gimpel; Glaubenseifer; Haarspalter; Hohlkopf; Idiot; Irrsinnige; Narr; Quatschkopf; Schafskopf; Schussel; Schwachkopf; Schwachsinnige; Schwärmer; Strohkopf; Stümper; Topsüchtiger; Tor; Trottel; Verrückte; Zelot; blinde Fanatiker
knäppskalle Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August Dummkopf; Hohlkopf; Strohkopf
knöl Dummkopf; Geck; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schalk; Spaßvogel; Tor; Tröttel; Tölpel; Verrückte Bauerntölpel; Flegel; Grobian; Hundsfott; Knorren; Lümmel; Unebenheit; Verletzung; Verwundung; ungehobelter Klotz; ungeschliffener Kerl
komiker Komiker; Schalk; Schelm; Scherzbold; Spaßvogel; Witzbold Komedianten; Komiker; Schalke; Spaßmacher; Spaßvögel; Witzbold
narr Komiker; Schalk; Schelm; Scherzbold; Spaßvogel; Witzbold Idiot; Irrsinnige; Narr; Schwachsinnige; Tor; Verrückte
obetydlig Armleuchter; Depp; Dumme; Dummkopf; Dussel; Einfaltspinsel; Esel; Geck; Gänschen; Hanswurst; Hofnarr; Idiot; Irre; Irrsinnige; Narr; Schaf; Schafskopf; Schalk; Schussel; Schwachkopf; Spaßvogel; Tor; Trottel; Tröttel; Tölpel; Unbedeutende; Verrückte; dummer August
person full av överdrifter Ansteller; Possenspieler; Schauspieler; Spaßvogel
skämtare Schalk; Spaßvogel Schalk; Scherzbold; lachlustiger Mensch
spefågel Schalk; Spaßvogel; Witzbold Schalk; Scherzbold; lachlustiger Mensch
spjuver Schalk; Spaßvogel Schalk; Scherzbold
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
obetydlig anspruchslos; bedeutungslos; bescheiden; gering; geringfügig; gewöhnlich; kindisch; klein; läppisch; marginal; minimal; nichtsbedeutend; niedrig; trivial; unbedeutend; unscheinbar; unwesentlich; unwichtig

Synoniemen voor "Spaßvogel":


Wiktionary: Spaßvogel

Spaßvogel
noun
  1. jemand, der mit seinen lustigen Einfällen und Späßen andere gerne erheitert

Spaßvögel:

Spaßvögel [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Spaßvögel (Komedianten; Schalke)
    skojare; komiker
    • skojare [-en] zelfstandig naamwoord
    • komiker [-en] zelfstandig naamwoord
  2. die Spaßvögel
    frossare; rumlare; hålligångare
  3. die Spaßvögel
    frossare

Vertaal Matrix voor Spaßvögel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frossare Spaßvögel Freßsack; Nimmersatt; Vielfraß
hålligångare Spaßvögel Bummler; Schleckermäuler; Schlemmer
komiker Komedianten; Schalke; Spaßvögel Komiker; Schalk; Schelm; Scherzbold; Spaßmacher; Spaßvogel; Witzbold
rumlare Spaßvögel Angeber; Aufschneider; Bacchanal; Bummler; Dicktuer; Großtuer; Prahler; Schleckermäuler; Schlemmer; Wichtigtuer
skojare Komedianten; Schalke; Spaßvögel Bengel; Betrüger; Erzlügner; Halunken; Kurkenzieher; Lausbub; Lausbube; Racker; Rotznase; Schalk; Schalke; Schelm; Scherzbold; Schlauberger; Schlawiner; Schlingel; Schmeichler; Schmierer; Schufte; Schurken; Schweine; Schwindler; Schönredner; Schönschwätzer







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0699 seconde
Page rendered in 1.0 seconds