Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Halunke:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Halunke (Duits) in het Zweeds

Halunke:

Halunke [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Halunke (Dreckskerl; Schuft; Lump; Grobian; Schurke)
    skithuvud; bastard
  2. der Halunke (Schurke; Kriminelle; Gauner; )
    usling; skurk; bov
    • usling [-en] zelfstandig naamwoord
    • skurk [-en] zelfstandig naamwoord
    • bov [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Halunke (Widerling; Schmutzfink; Stinker; )
    skurk
    • skurk [-en] zelfstandig naamwoord
  4. der Halunke (Flegel; Lümmel; Racker; )
    lymmel; rackare
    • lymmel [-en] zelfstandig naamwoord
    • rackare [-en] zelfstandig naamwoord
  5. der Halunke (Spitzbube; Gauner; Gangster; )
    rackare
    • rackare [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Halunke:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bastard Dreckskerl; Grobian; Halunke; Lump; Schuft; Schurke
bov Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Halunke; Kriminelle; Lausbube; Nichtsnutz; Racker; Schalk; Schelm; Scheusal; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Übeltäter Aas; Arschloch; Bandit; Bösewicht; Dreckskerl; Ekel; Frevler; Giftnudel; Iltis; Lausbub; Lausbube; Luder; Lump; Rabauke; Racker; Schalk; Schalke; Schelm; Scherzbold; Schlange; Schlauberger; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schuft; Schurke; Spitzbube; Taugenichts; Unhold; Widerling; elende Kerl; Übeltäter
lymmel Bengel; Flegel; Frechdachs; Grobian; Halunke; Lausejunge; Lümmel; Racker; Rüpel; Schelm; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch Bengel; Ekel; Flegel; Frechdachs; Gauner; Iltis; Lausbub; Lausbube; Lausejunge; Lump; Lümmel; Racker; Rotznase; Rüpel; Schalk; Schalke; Schelm; Scherzbold; Schlauberger; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schurke; Straßenjunge; Taugenichts; verdammter Kerl
rackare Bengel; Flegel; Frechdachs; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Grobian; Halunke; Lausejunge; Lümmel; Possenreißer; Racker; Rüpel; Schelm; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch Arschloch; Bettler; Dreckskerl; Hundsfott; Lumpenkerl; Widerling; kleiner Schelm
skithuvud Dreckskerl; Grobian; Halunke; Lump; Schuft; Schurke Bauerntölpel; Dreckskerl; Flegel; Grobian; Lümmel; Sack; Schuft; ungehobelter Klotz; ungeschliffener Kerl
skurk Ekel; Ferkel; Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Halunke; Hundsfötter; Iltis; Kriminelle; Lausbube; Lump; Nichtsnutz; Racker; Schalk; Schelm; Scheusal; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schuft; Schurke; Schweinigel; Spitzbube; Stinker; Strick; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Widerling; geriebeneKerl; Übeltäter Aas; Arschloch; Bandit; Betrüger; Bösewicht; Dreckskerl; Ekel; Ferkel; Frevler; Giftnudel; Hochstapler; Lausbube; Luder; Lump; Rabauke; Racker; Schalk; Schalke; Schelm; Schlange; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schuft; Schurke; Schwindler; Spitzbube; Unhold; Widerling; elende Kerl; Übeltäter
usling Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Halunke; Kriminelle; Lausbube; Nichtsnutz; Racker; Schalk; Schelm; Scheusal; Schlingel; Schuft; Schurke; Spitzbube; Strolch; Taugenichts; Verbrecher; Übeltäter Aas; Arschloch; Dreckskerl; Ekel; Ferkel; Giftnudel; Luder; Lump; Rabauke; Schalk; Schlange; Schmierfink; Schmutzfink; Schuft; Schurke; Spitzbube; Widerling; elende Kerl

Synoniemen voor "Halunke":


Wiktionary: Halunke

Halunke
noun
  1. (scherzend) kleiner frecher Junge
  2. (abwertend)