Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: kleiden

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: kleiden

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

kleiden:
- klä sig
Wiktionary:
- kleiden → klä, kläda, tacka ja till

Duits

Uitgebreide vertaling voor kleiden (Duits) in het Zweeds

kleiden:

kleiden werkwoord (kleide, kleidest, kleidet, kleidete, kleidetet, gekleidet)

kleiden (ankleiden; anziehen; sichanziehen; anlegen)
klä sig
- klä sig werkwoord (klär sig, klädde sig, klätt sig)

Conjugations for kleiden:

Präsens

kleide
kleidest
kleidet
kleiden
kleidet
kleiden

Imperfekt

kleidete
kleidetest
kleidete
kleideten
kleidetet
kleideten

Perfekt

habe gekleidet
hast gekleidet
hat gekleidet
haben gekleidet
habt gekleidet
haben gekleidet

1. Konjunktiv [1]

kleide
kleidest
kleide
kleiden
kleidet
kleiden

2. Konjunktiv

kleidete
kleidetest
kleidete
kleideten
kleidetet
kleideten

Futur 1

werde kleiden
wirst kleiden
wird kleiden
werden kleiden
werdet kleiden
werden kleiden

1. Konjunktiv [2]

würde kleiden
würdest kleiden
würde kleiden
würden kleiden
würdet kleiden
würden kleiden

Diverses

kleid!
kleidet!
kleiden Sie!
gekleidet
kleidend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kleiden:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
klä sig	ankleiden; anlegen; anziehen; kleiden; sichanziehen	sich anziehen; sich ausschmücken; sich kleiden

Synoniemen voor "kleiden":

tragen; anhaben

Wiktionary: kleiden

Cross Translation:

From	To	Via
• kleiden	→ klä	↔ clothe — adorn with clothing
• kleiden	→ kläda; klä	↔ dress — to clothe (something or somebody)
• kleiden	→ kläda	↔ habiller — Mettre des habits à quelqu’un…
• kleiden	→ tacka ja till	↔ revêtir — pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van kleiden

sich kleiden