Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Gasthaus

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Gasthaus

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Gasthaus:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Gasthaus (Duits) in het Zweeds

Gasthaus:

Gasthaus [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Gasthaus (Kneipe; Gaststätte; Schenke; )
    skänkrum; bar; krog
    • skänkrum zelfstandig naamwoord
    • bar [-en] zelfstandig naamwoord
    • krog [-en] zelfstandig naamwoord
  2. Gasthaus (Gastwirtschaft)
    värdshus
  3. Gasthaus (Café; Kneipe; Krug; )
    café; krog; pub; bar
    • café [-ett] zelfstandig naamwoord
    • krog [-en] zelfstandig naamwoord
    • pub [-en] zelfstandig naamwoord
    • bar [-en] zelfstandig naamwoord
  4. Gasthaus (Kneipe; Krug; Gastwirtschaft; )
    pub; värdshus; taverna
    • pub [-en] zelfstandig naamwoord
    • värdshus [-ett] zelfstandig naamwoord
    • taverna [-en] zelfstandig naamwoord
  5. Gasthaus (Herberge; Hotelherberge; Gaststätte; Gastwirtschaft)
    pub; bar; krog
    • pub [-en] zelfstandig naamwoord
    • bar [-en] zelfstandig naamwoord
    • krog [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gasthaus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bar Ausschank; Café; Gasthaus; Gasthof; Gasthäuser; Gaststätte; Gastwirtschaft; Herberge; Hotelherberge; Kneipe; Krug; Lokalität; Schankwirtschaft; Schenke; Wirtschaft; Wirtshaus; Wirtsstube Gastwirtschaft; Schankwirtschaft; Wirtsstube
café Ausschank; Café; Gasthaus; Gasthof; Gasthäuser; Gaststätte; Gastwirtschaft; Kneipe; Krug; Lokalität; Schankwirtschaft; Schenke; Wirtschaft; Wirtshaus Ausflugslokal; Ausspannung; Café; Erfrischungsraum; Gaststätte; Gastwirtschaft; Kaffeehäuser; Kantine; Kneipe; Schankwirtschaft; Schenke; Teesale; Teestube; Wirtshaus; Wirtsstube
krog Ausschank; Café; Gasthaus; Gasthof; Gasthäuser; Gaststätte; Gastwirtschaft; Herberge; Hotelherberge; Kneipe; Krug; Lokalität; Schankwirtschaft; Schenke; Wirtschaft; Wirtshaus; Wirtsstube
pub Ausschank; Café; Gasthaus; Gasthof; Gasthäuser; Gaststätte; Gastwirtschaft; Herberge; Hotelherberge; Kneipe; Krug; Lokalität; Schankwirtschaft; Schenke; Wirtschaft; Wirtshaus Bierkneipe
skänkrum Gasthaus; Gaststätte; Gastwirtschaft; Kneipe; Schenke; Wirtschaft; Wirtshaus; Wirtsstube
taverna Ausschank; Café; Gasthaus; Gasthäuser; Gaststätte; Gastwirtschaft; Kneipe; Krug; Lokalität; Schankwirtschaft; Schenke; Wirtschaft; Wirtshaus Ausflugslokal; Ausschank; Café; Gaststätte; Gastwirtschaft; Kneipe; Krug; Schankwirtschaft; Schenke; Wirtshaus; Wirtsstube
värdshus Ausschank; Café; Gasthaus; Gasthäuser; Gaststätte; Gastwirtschaft; Kneipe; Krug; Lokalität; Schankwirtschaft; Schenke; Wirtschaft; Wirtshaus Ausflugslokal; Ausschank; Bauerngasthaus; Bauernwirtshaus; Café; Dorfkrug; Dorfschenke; Dorfwirtschaft; Gaststätte; Gastwirtschaft; Kneipe; Krug; Schankwirtschaft; Schenke; Spirituosenhandlung; Wirtshaus; Wirtsstube

Synoniemen voor "Gasthaus":


Wiktionary: Gasthaus

Gasthaus
noun
  1. Einrichtung, Haus, in dem man als Gast essen, trinken und/ oder übernachten kann
Cross Translation:
FromToVia
• Gasthaus → gästgiveri; krog ↔ tavern — bar
• Gasthaus → värdshus ↔ auberge — Maison où l’on trouve la table et le lit en payant







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0450 seconde
Page rendered in 1.0 seconds