Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Gürtel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gürtel (Duits) in het Zweeds

Gürtel:

Gürtel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Gürtel (Leine; Gurt; Riemen)
    höfthållare; gördel
  2. der Gürtel (Riemen; Leine; Gurt)
    tygel
    • tygel [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Gürtel (Hosengürtel; Riemen)
    skärp
    • skärp [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. der Gürtel (Riemen; Gurt)
    bälte; skärp; gördel
    • bälte [-ett] zelfstandig naamwoord
    • skärp [-ett] zelfstandig naamwoord
    • gördel [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gürtel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bälte Gurt; Gürtel; Riemen Hosengürtel
gördel Gurt; Gürtel; Leine; Riemen
höfthållare Gurt; Gürtel; Leine; Riemen
skärp Gurt; Gürtel; Hosengürtel; Riemen Gängelband; Gürtelschen; Hosengürtel; Schärpe
tygel Gurt; Gürtel; Leine; Riemen Zaum; Zügel

Synoniemen voor "Gürtel":


Wiktionary: Gürtel

Gürtel
noun
  1. Geografie, Astronomie: gürtelförmige, streifenartige Zone
  2. Kleidung: ein um den Körper getragenes Band, das zum Zusammenhalt von Kleidung dient

Cross Translation:
FromToVia
Gürtel gördel; bälte belt — band worn around the waist
Gürtel bälte ceinture — Ruban dont on se ceint le milieu du corps