Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Besatzung

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Besatzung

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Besatzung:
- ta över; okkupera
Wiktionary:
- Besatzung → ockupation, besättning
- Besatzung → besättning

Duits

Uitgebreide vertaling voor Besatzung (Duits) in het Zweeds

Besatzung:

Besatzung [die ~] zelfstandig naamwoord

die Besatzung (Besitzergreifung; Einnahme; Einverleibung)
ta över; okkupera
- ta över zelfstandig naamwoord
- okkupera zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Besatzung:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
okkupera	Besatzung; Besitzergreifung; Einnahme; Einverleibung
ta över	Besatzung; Besitzergreifung; Einnahme; Einverleibung

Synoniemen voor "Besatzung":

Crew; Mannschaft; Einsatzgruppe; Gruppe; Kollektiv; Team
Besatzer; Besatzungstruppen; Okkupationstruppen; Quardi

Wiktionary: Besatzung

Besatzung

noun

Militär: Besetzung oder Okkupation eines fremden Gebietes
- Besatzung → ockupation
Verkehrswesen: die Gesamtheit aller Seeleute auf einem Boot, Schiff, Luftschiff, Raumschiff oder Flugboot bzw. diejenigen Angestellten einer Fluggesellschaft, die sich im fliegenden Flugzeug befinden
- Besatzung → besättning

Cross Translation:

From	To	Via
• Besatzung	→ besättning	↔ bemanning — de personen die het benodigde werk aan boord van een schip of vliegtuig verrichten