Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: straff

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: straff

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. straff:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. straff:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor straff (Duits) in het Zweeds

straff:

straff bijvoeglijk naamwoord

  1. straff (fest; eisern; streng; handfest)
    svårt; hårt; sträng; häftig; häftigt; strängt
  2. straff (hauteng; knapp; enganliegend; prall)
    åtsmitande; knapp; tight
  3. straff (stramm; steif; schwerfällig; )
    styvt; stel; stram; rigit; stramt
    • styvt bijvoeglijk naamwoord
    • stel bijvoeglijk naamwoord
    • stram bijvoeglijk naamwoord
    • rigit bijvoeglijk naamwoord
    • stramt bijvoeglijk naamwoord
  4. straff (knapp bei Kasse sein; knapp; prall; )
    halvpank; skral i kassan
  5. straff (steif; starr; stärkeartig)
    stärkelsehaltig; stärkelsehaltigt

Vertaal Matrix voor straff:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knapp Druckknopf; Drücker; Hemdknopf; Hemdknöpfe; Knopf; Knorren; Maustaste; Schalter; Schaltfläche; Taste
sträng Aneinanderreihung; Folge; Kabeldraht; Kette; Reihe; Reihenfolge; Saite; Serie; Verkettung; Zeichenfolge
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
halvpank enganliegend; hauteng; klamm sein; knapp; knapp bei Kasse sein; prall; straff
häftig eisern; fest; handfest; straff; streng auffahrend; dufte; forsch; grell; grimmig; großartig; gut; heftig; herrlich; hervorragend; hitzig; hoch; intens; jähzornig; kraftvoll; kräftig; leidenschaftlich; maßlos; prima; riesig; scharf; schick; stark; stattlich; steil; stramm; stämmig; stürmisch; super; tadellos; tipp-topp; toll; ungestüm; unmäßig; zornig; über alle Maßen; übermäßig
häftigt eisern; fest; handfest; straff; streng auffahrend; dufte; erregt; feurig; forsch; gereizt; gewaltsam; grell; grimmig; großartig; gut; hart; heftig; herrlich; hervorragend; hitzig; hoch; inbrünstig; intens; intensiv; jähzornig; kraftvoll; kräftig; leidenschaftlich; maßlos; prima; riesig; scharf; schick; schlimm; stark; stattlich; steil; stramm; stämmig; stürmisch; super; tadellos; tipp-topp; toll; ungestüm; unmäßig; zornig; über alle Maßen; übermäßig
hårt eisern; fest; handfest; straff; streng brutal; emotielos; erregt; feurig; gereizt; gewaltsam; gewalttätig; grob; haarig; hart; hartherzig; heftig; herrisch; herzlos; hitzig; inbrünstig; intensiv; kräftig; mitleidslos; rauh; roh; rücksichtslos; rüde; schlimm; schroff; stark; streng; unbarmherzig; unberührt; unsanft; unzart; wild
knapp enganliegend; hauteng; knapp; prall; straff eng; knapp; schmal
rigit hauteng; hölzern; prall; rauh; schneidig; schwerfällig; standhaft; starr; starrköpfig; steif; stelzbeinig; stier; straff; stramm; streng; unbeugsam; unerschütterlich; unverwandt
skral i kassan enganliegend; hauteng; klamm sein; knapp; knapp bei Kasse sein; prall; straff
stel hauteng; hölzern; prall; rauh; schneidig; schwerfällig; standhaft; starr; starrköpfig; steif; stelzbeinig; stier; straff; stramm; streng; unbeugsam; unerschütterlich; unverwandt hölzern; steif; stelzbeinig
stram hauteng; hölzern; prall; rauh; schneidig; schwerfällig; standhaft; starr; starrköpfig; steif; stelzbeinig; stier; straff; stramm; streng; unbeugsam; unerschütterlich; unverwandt
stramt hauteng; hölzern; prall; rauh; schneidig; schwerfällig; standhaft; starr; starrköpfig; steif; stelzbeinig; stier; straff; stramm; streng; unbeugsam; unerschütterlich; unverwandt
sträng eisern; fest; handfest; straff; streng anspruchsvoll; anstrengend; dickköpfig; eigensinnig; eigenwillig; gnadenlos; herrisch; rauh; rigoros; sehr streng; stark; starrköpfig; streng; störrisch; trotzig; unerbittlich; unversöhnlich
strängt eisern; fest; handfest; straff; streng anspruchsvoll; anstrengend; dickköpfig; eigensinnig; eigenwillig; gnadenlos; herrisch; rauh; rigoros; sehr streng; stark; starrköpfig; streng; störrisch; trotzig; unerbittlich; unversöhnlich
styvt hauteng; hölzern; prall; rauh; schneidig; schwerfällig; standhaft; starr; starrköpfig; steif; stelzbeinig; stier; straff; stramm; streng; unbeugsam; unerschütterlich; unverwandt hölzern; steif; stelzbeinig; stramm; stramm gespannen
stärkelsehaltig starr; steif; straff; stärkeartig
stärkelsehaltigt starr; steif; straff; stärkeartig
svårt eisern; fest; handfest; straff; streng bedenklich; herrisch; komplex; kompliziert; kritisch; nicht einfach; problematisch; rauh; schwierig; stark; streng
tight enganliegend; hauteng; knapp; prall; straff
åtsmitande enganliegend; hauteng; knapp; prall; straff zusammengedrängt

Synoniemen voor "straff":




Zweeds

Uitgebreide vertaling voor straff (Zweeds) in het Duits

straff:

straff [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. straff (bestraffning)
    die Züchtigung; die Bestrafung
  2. straff
    Strafmittel; Strafinstrument
  3. straff (straffspark)
    der Elfmeterstoß; der Elfmeter

Vertaal Matrix voor straff:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bestrafung bestraffning; straff bestraffning; skrapa; tillrättavisning
Elfmeter straff; straffspark
Elfmeterstoß straff; straffspark
Strafinstrument straff
Strafmittel straff
Züchtigung bestraffning; straff bestraffning

Synoniemen voor "straff":


Wiktionary: straff

straff
noun
  1. Sport, Fußball, österreichisch, schweizerisch: der Strafstoß, der Elfmeter
  2. Sport, Eishockey, im gesamten deutschsprachigen Gebiet: der Strafstoß
  3. in Freiheitsentzug bestehende Strafe
  4. Fußball: Strafstoß, der auf Grund eines Fouls im Strafraum verhängt wird.
  5. Sport, Fußball: Strafe bei bestimmten Regelverstößen , bei grober Unsportlichkeit im Elfmeterraum
  6. Fußball: ein Strafstoß, der elf Meter vor dem Tor ausgeführt wird
Cross Translation:
FromToVia
• straff → Strafe ↔ straf — maatregel of behandeling ter vergelding van een misdaad of overtreding
• straff → Strafe ↔ penalty — legal sentence
• straff → Strafe ↔ penalty — punishment for violating rules of procedure
• straff → Strafstoß; Elfmeter ↔ penalty kick — (soccer) a form of direct free kick
• straff → Strafe ↔ punishment — the act of punishing
• straff → Bestrafung ↔ punishment — penalty for wrongdoing
• straff → Strafe ↔ sentence — punishment imposed on a person convicted of a crime
• straff → Ärger; Betrübnis; Gram; Harm; Verdruß; Weh; Kummer; Bestrafung; Strafe; Mühe; Mühsal; Bemühung; Versuch; Schmerz ↔ peine — punition, sanction ou châtiment infliger(e) pour une faute commettre, pour un acte jugé répréhensible ou coupable.
• straff → Bestrafung; Strafe ↔ punition — action de punir.

Verwante vertalingen van straff







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0912 seconde
Page rendered in 1.0 seconds