Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Haustier

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Haustier

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Haustier:
- husdjur; älskling; kelgris; sällskapsdjur; tamdjur
Wiktionary:
- Haustier → husdjur
- Haustier → husdjur, keldjur, sällskapsdjur, tamdjur, betjänt, dräng, tjänare, städerska, städhjälp, tjänarinna, tjänstflicka

Duits

Uitgebreide vertaling voor Haustier (Duits) in het Zweeds

Haustier:

Haustier [das ~] zelfstandig naamwoord

Haustier (Gesellschaftstier)
husdjur
- husdjur [-ett] zelfstandig naamwoord
Haustier (Schmusetier)
älskling; kelgris; sällskapsdjur
- älskling [-en] zelfstandig naamwoord
- kelgris [-en] zelfstandig naamwoord
- sällskapsdjur [-ett] zelfstandig naamwoord
Haustier
tamdjur
- tamdjur

Vertaal Matrix voor Haustier:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
husdjur	Gesellschaftstier; Haustier	landwirtschaftliches Nutztier
kelgris	Haustier; Schmusetier
sällskapsdjur	Haustier; Schmusetier	Gesellschaftstier; Steckenpferd
älskling	Haustier; Schmusetier	Engel; Freund; Freundin; Geliebte; Geliebter; Gesellschaftstier; Gottgesandte; Herzchen; Herzenskind; Himmelsbewohner; Himmlische; Juwel; Lieb; Liebchen; Liebe; Liebhaber; Liebling; Liebste; Schatz; Schmusekätzchen; Schoßkind; Schätzchen; entzückende Kind; liebe Person; liebes Kind; niedliche Kind; süße Kind
Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
tamdjur	Haustier

Wiktionary: Haustier

Haustier

noun

nicht frei lebendes, an den Menschen gewöhntes Tier
- Haustier → husdjur

Cross Translation:

From	To	Via
• Haustier	→ husdjur	↔ huisdier — een dier dat in het huis of om het huis woont en leeft
• Haustier	→ husdjur; keldjur; sällskapsdjur	↔ pet — an animal kept as a companion
• Haustier	→ husdjur; tamdjur	↔ animal domestique — animal domestiqué donc vivre dans la demeure de l’homme ou dans son voisinage, qui y est élever et nourrir, qui se multiplie en captivité et qui est modifié par rapport à la forme sauvage vivant dans la nature et recevant la protection de l’homme en éc
• Haustier	→ betjänt; dräng; tjänare; städerska; städhjälp; tjänarinna; tjänstflicka; husdjur	↔ domestique — personnel d'intérieur assurant le service et les travaux ménagers.