Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Beil:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Beil (Duits) in het Zweeds

Beil:

Beil [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Beil (Axt; Streitaxt; Spalter; )
    yxa
    • yxa [-en] zelfstandig naamwoord
  2. Beil (Spitzhacke; Pickel; Hackbeil; )
    spetshacka; hacka

Vertaal Matrix voor Beil:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hacka Axt; Beil; Hackbeil; Hacke; Pickel; Spalter; Spitzhacke
spetshacka Axt; Beil; Hackbeil; Hacke; Pickel; Spalter; Spitzhacke
yxa Axt; Beil; Buschmesser; Hackbeil; Hackmesser; Spalter; Streitaxt Fleischmesser; Hackmesser
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hacka Einschnitte bekommen; Kerben bekommen; einkerben; einschneiden; feinhacken; gekerbt werden; hacken; hobeln; in Stücke hacken; kerben; kurz unf trocken husten; verpfuschen

Synoniemen voor "Beil":


Wiktionary: Beil

Beil
noun
  1. Kurzes, kleines, meist in einer Hand zu führendes Schlagwerkzeug mit scharfer Klinge (zum Spalten von Holz, zum Zerlegen von Tieren und zu anderem)

Cross Translation:
FromToVia
Beil yxa; bila hache — Instrument de fer servant à couper