Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Charme:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Charme (Duits) in het Zweeds

Charme:

Charme [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Charme (Reiz; Bezauberung; Anmut; )
    charm; utstrålning

Vertaal Matrix voor Charme:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
charm Anmut; Bezauberung; Charme; Reiz; Verführung; Versuchung; Zauber Anmut; Betören; Bezauberung; Grazie; Liebenswürdigkeit; Lieblichkeit; Liebreiz; Reiz; Scharm; Zauber
utstrålning Anmut; Bezauberung; Charme; Reiz; Verführung; Versuchung; Zauber Ausstrahlung; Charisma

Synoniemen voor "Charme":


Wiktionary: Charme

Charme
noun
  1. bezauberndes, gewinnendes Wesen

Cross Translation:
FromToVia
Charme charm charm — quality of inspiring delight or admiration