Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: berichtet

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: berichtet

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. berichten:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor berichtet (Duits) in het Zweeds

berichten:

berichten werkwoord (berichte, berichtest, berichtet, berichtete, berichtetet, berichtet)

  1. berichten (melden; mitteilen; erläutern; )
    meddela; informera; reportera
    • meddela werkwoord (meddelar, meddelade, meddelat)
    • informera werkwoord (informerar, informerade, informerat)
    • reportera werkwoord (reporterar, reporterade, reporterat)
  2. berichten (Geschichte erzählen; erzählen; sagen; )
    berätta; rapportera
    • berätta werkwoord (berättar, berättade, berättat)
    • rapportera werkwoord (raporterar, raporterade, raporterat)
  3. berichten (sprechen; klatschen; babbeln; )
    säga; snacka; prata; konversera; tala om; berätta; tala; sladdra; pladdra
    • säga werkwoord (säger, sa, sagt)
    • snacka werkwoord (snackar, snackade, snackat)
    • prata werkwoord (pratar, pratade, pratat)
    • konversera werkwoord (konverserar, konverserade, konverserat)
    • tala om werkwoord (talar om, talade om, talat om)
    • berätta werkwoord (berättar, berättade, berättat)
    • tala werkwoord (talar, talade, talat)
    • sladdra werkwoord
    • pladdra werkwoord (pladdrar, pladdrade, pladdrat)

Conjugations for berichten:

Präsens
  1. berichte
  2. berichtest
  3. berichtet
  4. berichten
  5. berichtet
  6. berichten
Imperfekt
  1. berichtete
  2. berichtetest
  3. berichtete
  4. berichteten
  5. berichtetet
  6. berichteten
Perfekt
  1. habe berichtet
  2. hast berichtet
  3. hat berichtet
  4. haben berichtet
  5. habt berichtet
  6. haben berichtet
1. Konjunktiv [1]
  1. berichte
  2. berichtest
  3. berichte
  4. berichten
  5. berichtet
  6. berichten
2. Konjunktiv
  1. berichtete
  2. berichtetest
  3. berichtete
  4. berichteten
  5. berichtetet
  6. berichteten
Futur 1
  1. werde berichten
  2. wirst berichten
  3. wird berichten
  4. werden berichten
  5. werdet berichten
  6. werden berichten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde berichten
  2. würdest berichten
  3. würde berichten
  4. würden berichten
  5. würdet berichten
  6. würden berichten
Diverses
  1. bericht!
  2. berichtet!
  3. berichten Sie!
  5. berichtet
  6. berichtend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor berichten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tala om Besprechen; Sprechen über
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berätta Geschichte erzählen; ausdrücken; austragen; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konversieren; melden; mitteilen; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern aufklären; aufmerksam machen; benachrichtigen; deklamieren; erzählen; hinweisen; informieren; mit etwas ankommen; mitteilen; schildern
informera berichten; erläutern; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; wiedergeben anzeigen; aufklären; aufmerksam machen; bekanntgeben; benachrichtigen; deklamieren; hinweisen; informieren; melden; mitteilen; verkünden; von etwas in Kenntnis setzen; warnen
konversera ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konversieren; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern erzählen; kommunizieren; konversieren; mit einander reden; mit einander sprechen; mitreden; plaudern; reden; sagen; staken
meddela berichten; erläutern; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; wiedergeben anzeigen; bekanntgeben; benachrichtigen; informieren; melden; mitteilen
pladdra ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konversieren; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern ausplappern; ausplaudern; ausschwatzen; brabbeln; faseln; glucksen; heraussprudeln; hinterbringen; leiern; verraten
prata ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konversieren; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern babbeln; eine Aussage machen; faseln; kommunizieren; konversieren; miteinander sprechen; plappern; plaudern; quatschen; reden; sagen; sprechen
rapportera Geschichte erzählen; austragen; berichten; deklamieren; erzählen; melden; mitteilen; reden; sagen; sprechen anzeigen; bekanntgeben; benachrichtigen; erzählen; informieren; melden; mitteilen; schildern
reportera berichten; erläutern; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; wiedergeben
sladdra ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konversieren; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern hinterbringen
snacka ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konversieren; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern plaudern; reden; schwatzen
säga ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konversieren; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern
tala ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konversieren; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern anreden; ansprechen; eine Aussage machen; faseln; kommunizieren; konversieren; mit einander reden; mit einander sprechen; mit jemandem sprechen; miteinander sprechen; plaudern; quatschen; reden; sagen; sprechen
tala om ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konversieren; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern Meldung machen von; ansprechen; ausschreiben; beanstanden; bekanntgeben; benennen; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erklären; erwähnen; erörtern; informieren; melden; mitteilen; nennen; titulieren; über etwas sprechen

Synoniemen voor "berichten":


Wiktionary: berichten

berichten
verb
  1. jemanden über etwas informieren
Cross Translation:
FromToVia
• berichten → rapportera ↔ rapporteren — het uitbrengen van een verslag of rapport
• berichten → rapportera ↔ report — to relate details of
• berichten → återbära; lämna igen; apportera; tillfoga; vidfästa; överflytta; berätta; meddela; skvallra om; hänföra; anvisa; avkasta; inbringa; föredra; hänföra sig; syfta; likna; överensstämma; åberopa sig; hålla sig ↔ rapporter — apporter une chose, la remettre au lieu où elle était.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0857 seconde
Page rendered in 1.0 seconds