Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Schaft:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Schaft (Duits) in het Zweeds

Schaft:

Schaft [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schaft (Schacht)
    skaft
    • skaft [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. der Schaft
    pipa; gevärspipa
  3. der Schaft (Schuhleisten)
    skoläst

Vertaal Matrix voor Schaft:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gevärspipa Schaft Flintenlauf; Gewehrlauf
pipa Schaft
skaft Schacht; Schaft Deichseln; Ohr; Schenkel; Stamm; Stiele; Tassenohr
skoläst Schaft; Schuhleisten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pipa anpiepen; aufrufen; knarren; piepsen; quietschen; trällern; weiterreichen; zirpen; zwitschern

Synoniemen voor "Schaft":


Wiktionary: Schaft

Schaft
noun
  1. ein Griff an einer Stange und an anderen länglichen Gegenständen