Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Aufguß:
  2. Aufgüß:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Aufguss (Duits) in het Zweeds

Aufguß:

Aufguß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Aufguß (Gußform; Guß; Abdruck; Abguß)
    gjutform; stöpform

Vertaal Matrix voor Aufguß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gjutform Abdruck; Abguß; Aufguß; Guß; Gußform Druckform; Giessform; Gießform; Gußform; Matrix
stöpform Abdruck; Abguß; Aufguß; Guß; Gußform

Aufgüß:

Aufgüß [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Aufgüß (Extrakt; Sud)
    avkokning; utdrag; dekokt; extrakt
    • avkokning [-en] zelfstandig naamwoord
    • utdrag [-ett] zelfstandig naamwoord
    • dekokt [-en] zelfstandig naamwoord
    • extrakt [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Aufgüß:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avkokning Aufgüß; Extrakt; Sud
dekokt Aufgüß; Extrakt; Sud
extrakt Aufgüß; Extrakt; Sud
utdrag Aufgüß; Extrakt; Sud Auszug


Wiktionary: Aufguss

Aufguss
noun
  1. übertragen, abwertend: minderwertige Wiederholung oder Imitation von etwas bekanntem
  2. Übergießen der heißen Steine in der Sauna mit Wasser
  3. wässrige Flüssigkeit, die durch Übergießen von Pflanzenteilen mit heißem oder kochenden Wasser hergestellt wird