Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ausruhen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor ausruhen (Duits) in het Zweeds

ausruhen:

ausruhen werkwoord

  1. ausruhen (sich ausruhen; ruhen; sich erholen; pausieren)
    lägga till vila; vila; vila sig
    • lägga till vila werkwoord (lägger till vila, lade till vila, lagt till vila)
    • vila werkwoord (vilar, vilade, vilat)
    • vila sig werkwoord (vilar sig, vilade sig, vilat sig)

Vertaal Matrix voor ausruhen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vila Ruhezeit; kleineUnterstützung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lägga till vila ausruhen; pausieren; ruhen; sich ausruhen; sich erholen
vila ausruhen; pausieren; ruhen; sich ausruhen; sich erholen dösen; einNickerchenmachen; eine Pause machen; pausieren; schlummern
vila sig ausruhen; pausieren; ruhen; sich ausruhen; sich erholen

Synoniemen voor "ausruhen":


Wiktionary: ausruhen

ausruhen
verb
  1. veraltend: von etwas ausruhen ((intransitiv)): sich (nach einer Anstrengung) erholen, entspannen
  2. sich ausruhen ((reflexiv)): sich erholen, entspannen

Verwante vertalingen van ausruhen