Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. auflegen:
  2. Auflegen:
  3. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor auflegen (Duits) in het Zweeds

auflegen:

auflegen werkwoord

  1. auflegen (Gespräch beenden)

Vertaal Matrix voor auflegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsluta samtal Gespräch beenden; auflegen

Synoniemen voor "auflegen":


Wiktionary: auflegen


Cross Translation:
FromToVia
auflegen lägga på hang up — terminate a phone call
auflegen använda; begagna; bruka; lägga; ställa; sätta appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
auflegen tränga sig in; framtvingas imposer — Traductions à trier suivant le sens
auflegen tacka ja till revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.

Auflegen:

Auflegen werkwoord

  1. Auflegen
    Lägg på

Vertaal Matrix voor Auflegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Lägg på Auflegen

Synoniemen voor "Auflegen":

  • Ausstellen