Home
Woordenboeken
Word Fun
Over
Feedback
Ins Deutsch
Home
->
Woordenboeken
->
Duits/Zweeds
->Zoek: Woche
Duitse en Zweedse zoekresultaten voor:
Woche
Zoek
Remove Ads
Overzicht
Duits naar Zweeds:
Meer gegevens...
Woche:
vecka
Wiktionary:
Woche →
vecka
Woche →
vecka
Duits
Uitgebreide vertaling voor
Woche
(Duits) in het Zweeds
Woche:
Woche
[
die ~
]
zelfstandig naamwoord
die Woche
vecka
vecka
[
-en
]
zelfstandig naamwoord
Vertaal Matrix voor
Woche
:
Zelfstandig Naamwoord
Verwante vertalingen
Andere vertalingen
vecka
Woche
Werkwoord
Verwante vertalingen
Andere vertalingen
vecka
falten
;
falzen
;
kräuseln
;
runzeln
;
umfalten
;
zusammenfalten
Synoniemen voor "Woche":
sieben Tage;
Abstand
;
Intervall
;
Dauer
;
Frist
;
Periode
;
Phase
;
Spanne
;
Weile
;
Zeit
;
Zeitabschnitt
; Zeitabstand; Zeitdauer; Zeitdifferenz; Zeitintervall; Zeitlang;
Zeitraum
;
Zeitspanne
Wiktionary:
Woche
Woche
noun
7-tägiges Zeitmaß
Woche
→
vecka
Cross Translation:
From
To
Via
•
Woche
→
vecka
↔
week
— period of seven days
•
Woche
→
vecka
↔
semaine
—
séquence
constituée
des
sept
jour
s :
lundi
,
mardi
,
mercredi
,
jeudi
,
vendredi
,
samedi
et
dimanche
.
Verwante vertalingen van
Woche
jede Woche
Remove Ads