Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Rest

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Rest

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Rest:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. rest:
  2. resa:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Rest (Duits) in het Zweeds

Rest:

Rest [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Rest (Überschuß; Reste; Zuviel; )
    överskott
  2. der Rest (Überbleibsel; Restant; Restbestand; Überrest; Restposten)
    rester; återstoder; kvarstoder
  3. der Rest (Mus; Haché; Gemüse; Happen; Brei)
    tugga; mosad mat
  4. der Rest (Rückstand)
    rest
    • rest [-en] zelfstandig naamwoord
  5. der Rest (Stück Stoff; Flicklappen; Lappen; )
    duk; trasa; putstrasa
    • duk [-en] zelfstandig naamwoord
    • trasa [-en] zelfstandig naamwoord
    • putstrasa zelfstandig naamwoord
  6. der Rest (Bodensatz; Überbleibsel; Ablagerung; Restbestand; Niederschlag)
    lämning; rest; avlagring; sediment
    • lämning [-en] zelfstandig naamwoord
    • rest [-en] zelfstandig naamwoord
    • avlagring [-en] zelfstandig naamwoord
    • sediment [-ett] zelfstandig naamwoord
  7. der Rest (Überbleibsel; Restant)
    rest; återstod; överbliven mat
  8. der Rest (Coupon; Schein; Kassenschein; )
    kupong; voucher
    • kupong [-en] zelfstandig naamwoord
    • voucher zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Rest:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avlagring Ablagerung; Bodensatz; Niederschlag; Rest; Restbestand; Überbleibsel
duk Abschnitt; Coupon; Fetzen; Flicken; Flicklappen; Lappen; Lumpen; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Stück Stoff Lappen; Staubtuch; Staubtücher; Tischdecke; Tischtuch; Tischtücher; Tuch
kupong Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest Beweischen; Gutschein; Voucher
kvarstoder Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Überbleibsel; Überrest
lämning Ablagerung; Bodensatz; Niederschlag; Rest; Restbestand; Überbleibsel
mosad mat Brei; Gemüse; Haché; Happen; Mus; Rest
putstrasa Abschnitt; Coupon; Fetzen; Flicken; Flicklappen; Lappen; Lumpen; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Stück Stoff Lappen; Lumpen; Putztuch; Scheuerlappen; Staubtuch; Staubtücher; Tuch
rest Ablagerung; Bodensatz; Niederschlag; Rest; Restant; Restbestand; Rückstand; Überbleibsel Griff; Handgriff; Henkel; Kolben; Residuen
rester Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Überbleibsel; Überrest Baufälle; Essensreste; Ruine
sediment Ablagerung; Bodensatz; Niederschlag; Rest; Restbestand; Überbleibsel Sedimente
trasa Abschnitt; Coupon; Fetzen; Flicken; Flicklappen; Lappen; Lumpen; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Stück Stoff Lappen; Tuch
tugga Brei; Gemüse; Haché; Happen; Mus; Rest Bissen; Biß; Happen; Knacks
voucher Abschnitt; Coupon; Differenz; Fetzen; Fleck; Flicken; Flicklappen; Kassenschein; Kupon; Lappen; Lumpen; Marke; Reklamezettel; Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Riester; Schein; Schlacke; Stoffetzen; Stofflappen; Stück; Surplus; Tuch; Zettel; kleineSchwanz; kleineSchwänze; Überbleibsel; Überrest Beweischen; Voucher
återstod Rest; Restant; Überbleibsel Residuen
återstoder Rest; Restant; Restbestand; Restposten; Überbleibsel; Überrest
överbliven mat Rest; Restant; Überbleibsel
överskott Rest; Restbestand; Reste; Surplus; Zuviel; Überrest; Überschuß Auswuchs; Bezug; Erlös; Ertrag; Extraprofit; Gewinn; Nutzen; Profit; Restbestände; Sinn; Verdienst; Zuviel; Überfluß; Übermaß; Überschuß; Überschüsse
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tugga Tabak kauen; kauen; priemen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
överskott netto

Synoniemen voor "Rest":


Wiktionary: Rest

Cross Translation:
FromToVia
• Rest → rest ↔ remnant — small portion remaining of a larger thing or group
• Rest → rest ↔ rest — remainder
• Rest → matrester ↔ restes — Ce qui n’a pas été consommé d’un repas

Rest...:


Synoniemen voor "Rest...":

  • residual; restlich



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Rest (Zweeds) in het Duits

rest:

rest [-en] zelfstandig naamwoord

  1. rest
    der Rückstand; der Rest
    • Rückstand [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Rest [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. rest (sediment; lämning; avlagring)
    Überbleibsel; die Ablagerung; der Bodensatz; der Restbestand; der Rest; der Niederschlag
  3. rest (ända; stump; skottavla)
    der Griff; der Kolben; der Henkel; der Handgriff
    • Griff [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kolben [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Henkel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Handgriff [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. rest (återstod; bottensats)
    Residuen
    • Residuen [das ~] zelfstandig naamwoord
  5. rest (återstod; överbliven mat)
    Überbleibsel; der Restant; der Rest

Vertaal Matrix voor rest:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ablagerung avlagring; lämning; rest; sediment gödsel; skit
Bodensatz avlagring; lämning; rest; sediment gödsel; skit
Griff rest; skottavla; stump; ända dörrklinka; fast tag; fattning; grepp; handtag; handtag på svärd
Handgriff rest; skottavla; stump; ända dörrhandtag; dörrklinka; fast tag; fattning; grepp; handtag
Henkel rest; skottavla; stump; ända dörrhandtag; dörrklinka; fast tag; fattning; grepp; handtag
Kolben rest; skottavla; stump; ända pistong; stor nos; stor näsa
Niederschlag avlagring; lämning; rest; sediment gödsel; skit
Residuen bottensats; rest; återstod
Rest avlagring; lämning; rest; sediment; återstod; överbliven mat duk; kupong; kvarstoder; mosad mat; putstrasa; rester; trasa; tugga; voucher; återstoder; överskott
Restant rest; återstod; överbliven mat duk; kupong; kvarstoder; putstrasa; rester; trasa; voucher; återstoder
Restbestand avlagring; lämning; rest; sediment duk; kupong; kvarstoder; putstrasa; rester; trasa; voucher; återstoder; överskott
Rückstand rest kvarvarande uppgifter; restorder; underläge
Überbleibsel avlagring; lämning; rest; sediment; återstod; överbliven mat kupong; kvarstoder; rester; voucher; återstoder

Synoniemen voor "rest":

  • spill; spillra; kvarleva; kt; terstående; terstod; farit; slatt

Wiktionary: rest

rest
noun
  1. der allerletzte Rest in einem Behältnis
  2. Rest einer Speise oder eines Getränks, der am Ende eines Mahls oder einer Geselligkeit übrig gelassen wird
Cross Translation:
FromToVia
• rest → Rest; Überbleibsel; Relikt; Überrest ↔ remnant — small portion remaining of a larger thing or group
• rest → Rest ↔ rest — remainder

Rest vorm van resa:

resa [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. resa
    die Reise; die Fahrt; die Tour; die Fußwanderung; die Überfahrt; die Seereise; die Passage
    • Reise [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Fahrt [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Tour [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Fußwanderung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Überfahrt [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Seereise [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Passage [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. resa
    die Reise
    • Reise [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. resa (utflykt; tur; tripp; exkursion)
    die Exkursion; der Ausflug; der Schulausflug; die Reise; die Fahrt; der Ritt; die Ausfahrt; die Spazierfahrt; die Erkundung; die Spritzfahrt; die Studienreise; die Tour; der Marsch; der Lehrausflug; der Exkurs; die Expedition; die Erkundungsfahrt

resa werkwoord (reser, reste, rest)

  1. resa (upphöja; höja)
    erhöhen; aufhöhen; heben; anhäufen; aufschütten
    • erhöhen werkwoord (erhöhe, erhöhst, erhöht, erhöhte, erhöhtet, erhöht)
    • aufhöhen werkwoord (höhe auf, höhst auf, höht auf, höhte auf, höhtet auf, aufgehöht)
    • heben werkwoord (hebe, hebst, hebt, hob, hobt, gehoben)
    • anhäufen werkwoord (häufe an, häufst an, häuft an, häufte an, häuftet an, angehäuft)
    • aufschütten werkwoord (schütte auf, schüttest auf, schüttet auf, schüttete auf, schüttetet auf, aufgeschüttet)
  2. resa (resa upp; ställa upp; räta upp)
    widmen; hinaufführen; beauftragen; übertragen; hingeben; herauftragen; hinaufbringen
    • widmen werkwoord (widme, widmest, widmet, widmete, widmetet, gewidmet)
    • hinaufführen werkwoord (führe hinauf, führst hinauf, führt hinauf, führte hinauf, führtet hinauf, hinaufgeführt)
    • beauftragen werkwoord (beuaftrage, beuaftragst, beuaftragt, beuaftragte, beuaftragtet, beauftragt)
    • übertragen werkwoord (übertrage, überträgst, überträgt, übertrug, übertrugt, übertragen)
    • hingeben werkwoord (gebe hin, gibst hin, gibt hin, gab hin, gabt hin, hingegeben)
    • herauftragen werkwoord (trage herauf, trägst herauf, trägt herauf, trug herauf, trugt herauf, heraufgetragen)
    • hinaufbringen werkwoord (bringe hinauf, bringst hinauf, bringt hinauf, brachte hinauf, brachtet hinauf, hinaufgebracht)

Conjugations for resa:

presens
  1. reser
  2. reser
  3. reser
  4. reser
  5. reser
  6. reser
imperfekt
  1. reste
  2. reste
  3. reste
  4. reste
  5. reste
  6. reste
framtid 1
  1. kommer att resa
  2. kommer att resa
  3. kommer att resa
  4. kommer att resa
  5. kommer att resa
  6. kommer att resa
framtid 2
  1. skall resa
  2. skall resa
  3. skall resa
  4. skall resa
  5. skall resa
  6. skall resa
conditional
  1. skulle resa
  2. skulle resa
  3. skulle resa
  4. skulle resa
  5. skulle resa
  6. skulle resa
perfekt particip
  1. har rest
  2. har rest
  3. har rest
  4. har rest
  5. har rest
  6. har rest
imperfekt particip
  1. hade rest
  2. hade rest
  3. hade rest
  4. hade rest
  5. hade rest
  6. hade rest
blandad
  1. res!
  3. res!
  5. rest
  6. resande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor resa:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausfahrt exkursion; resa; tripp; tur; utflykt bilresa; kampanj; kurs; riktning; utgång
Ausflug exkursion; resa; tripp; tur; utflykt dag utomhus; en liten bit; konstskap; kort körning; möjligheten; nöjesresa; rundresa; tripp; utflykt
Erkundung exkursion; resa; tripp; tur; utflykt expedition; letande; spaning; sökning; undersökning; upptäckning
Erkundungsfahrt exkursion; resa; tripp; tur; utflykt droppe; expedition; letande; spaning; sökning; undersökning; upptäckning
Exkurs exkursion; resa; tripp; tur; utflykt
Exkursion exkursion; resa; tripp; tur; utflykt rundresa; tripp; utflykt
Expedition exkursion; resa; tripp; tur; utflykt expedition; letande; spaning; sökning
Fahrt exkursion; resa; tripp; tur; utflykt cykelfärd; kanal; kurs; köra; riktning; rundresa; utflykt
Fußwanderung resa fotvandring; vandring
Lehrausflug exkursion; resa; tripp; tur; utflykt rundresa; utflykt
Marsch exkursion; resa; tripp; tur; utflykt marsch; saltsumpmarker
Passage resa gång; passage; överfart
Reise exkursion; resa; tripp; tur; utflykt kurs; riktning; rundresa; utflykt
Ritt exkursion; resa; tripp; tur; utflykt
Schulausflug exkursion; resa; tripp; tur; utflykt rundresa; skolresa; tripp; utflykt
Seereise resa passage; sjöresa; överfart
Spazierfahrt exkursion; resa; tripp; tur; utflykt kurs; ridtur; riktning; rundresa; tur; utflykt; åktur
Spritzfahrt exkursion; resa; tripp; tur; utflykt nöjesresa; rundresa; utflykt
Studienreise exkursion; resa; tripp; tur; utflykt rundresa; studieresa; tripp; utflykt
Tour exkursion; resa; tripp; tur; utflykt cirkel; liten ring; nöjesresa; ring; rundel; rundresa; tur; utflykt
Überfahrt resa passage; överfart
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anhäufen höja; resa; upphöja anhopa; hopa; samla; samla ihop; samla på hög; stapla
aufhöhen höja; resa; upphöja höjas; lyfta upp; resa sig; stegras
aufschütten höja; resa; upphöja
beauftragen resa; resa upp; räta upp; ställa upp befalla; belasta; beordra; betunga; göra invändningar; klaga; kommendera; kungöra; opponera sig; påbjuda
erhöhen höja; resa; upphöja föröka sig; ge en förhöjning; höjas; lyfta upp; resa sig; resa upp; stegras; tillväxa; tillväxa i antal; tvinga upp; ökas
heben höja; resa; upphöja dra upp; hissa upp; höja; lyfta upp; rycka upp; stiga upp; veckla av
herauftragen resa; resa upp; räta upp; ställa upp bli bättre; bära upp; förbättra; leda upp
hinaufbringen resa; resa upp; räta upp; ställa upp bli bättre; dra upp; förbättra; hissa upp; leda upp; lyfta upp; ta upp
hinaufführen resa; resa upp; räta upp; ställa upp bli bättre; dra upp; föra till; förbättra; leda till; leda upp; rycka upp; ta upp
hingeben resa; resa upp; räta upp; ställa upp dedicera; hänge
widmen resa; resa upp; räta upp; ställa upp dedicera; hänge
übertragen resa; resa upp; räta upp; ställa upp befordra; flytta; frakta; föra; förflytta; ge vidare; köra; omlokalisera; skvallra; sända; tilldela; transportera; tvångsförflytta; överföra; överföra trådlöst
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
übertragen bildlig; bildligt; broadcast-; figurlig; figurligt; oegentlig; oegentligt; symboliskt

Synoniemen voor "resa":


Wiktionary: resa

resa
verb
  1. sich von einem Ort zum nächsten bewegen
  2. etwas aufbauen, bauen
  3. errichten, aufbauen ...
  4. sich, etwas oder jemanden in die aufrechte Lage bringen
  1. -
noun
  1. Fortbewegung von einem Ausgangspunkt zu einem entfernten Ort mit dortigem Aufenthalt und wieder zurück
Cross Translation:
FromToVia
• resa → verlassen; aufbrechen ↔ depart — to leave
• resa → fahren; gehen ↔ go — to move from a place to another that is further away (jump)
• resa → Tour; Reise ↔ journey — trip, a voyage
• resa → verreisen; reisen ↔ journey — to travel, to make a trip or voyage
• resa → aufschlagen ↔ pitch — to assemble or erect (a tent)
• resa → Suche; Queste ↔ quest — journey or effort in pursuit of a goal
• resa → reisen ↔ travel — to be on a journey
• resa → Reise ↔ trip — a journey
• resa → Reise ↔ voyage — long journey; especially by ship
• resa → reisen; wandern ↔ voyager — Faire un voyage, se déplacer selon un itinéraire d’une certaine longueur à destination d’une autre ville, d’un autre pays.

Verwante vertalingen van Rest







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1227 seconde
Page rendered in 1.0 seconds