Duits
Uitgebreide vertaling voor Haustor (Duits) in het Zweeds
Haustor: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- Hau: smäll; klapp; slag med öppen hand
- Tor: mål; dörr; ingång; ingångsdörr; idiot; dåre; dumbom; narr; fåne; obetydlig; knäppskalle; knöl; tok; galning; imbecill; hovnarr; port; fågelhjärna
- Haus: bostad; boning; bygge; byggnad; hus; lott; obebygdd tomt; fastighet; fast egendom; byggnadskomplex; komplex
- Stör: stör
Spelling Suggesties voor: Haustor
- Searching for suggestions...
Wiktionary: Haustor
Computer vertaling door derden:
Zweeds
Suggesties voor Haustor in het Zweeds
Spelling Suggesties voor: Haustor
- Searching for suggestions...
Computer vertaling door derden: