Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
-
wild:
- hård; hårdhudad; tufft; råbarkat; tuff; hårt; grovt; våldsamt; hårdhudat; knäpp; galen; galet; tokigt; snurrigt; knäppt; helgalen; helgalet; aggressiv; aggressivt; bestialiskt; barbarisk; omänskligt; inhuman; inhumant; barbariskt; våldsam; stormigt; stormig; lekful; lekfult; förbittrat; bitter; bittet; vilt; ociviliserat; ociviliserad; okultiverad; okultiverat; bondigt
- Wild:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor wild (Duits) in het Zweeds
wild:
-
wild (grob; rauh; rüde; roh; brutal; unzart; gewaltsam; schroff; gewalttätig; unsanft; haarig)
-
wild (verrückt; übergeschnappt)
-
wild (aggressiv; gewalttätig; gewaltsam; rüde; brutal; stürmisch; struppig; schwer; stark; roh; scharf; schroff; störrisch; unsanft; ungestüm; zottig; unzart; stoppelig; zutäppisch)
aggressiv; våldsamt; aggressivt-
aggressiv bijvoeglijk naamwoord
-
våldsamt bijvoeglijk naamwoord
-
aggressivt bijvoeglijk naamwoord
-
-
wild (unmenschlich; furchtbar; roh; grausam; herzlos; hart; scharf; grob; brutal; fürchterlich; entsetzlich; bestialisch; barbarisch; schauervoll; schrecklich; gewaltig; scheußlich; gräßlich; schaurig; grausig; abscheulich; grauenerregend; abscheuerregend)
bestialiskt; barbarisk; omänskligt; inhuman; inhumant; barbariskt-
bestialiskt bijvoeglijk naamwoord
-
barbarisk bijvoeglijk naamwoord
-
omänskligt bijvoeglijk naamwoord
-
inhuman bijvoeglijk naamwoord
-
inhumant bijvoeglijk naamwoord
-
barbariskt bijvoeglijk naamwoord
-
-
wild (ungestüm; heftig; stürmisch; unbändig; tosend)
-
wild (ausgelassen)
-
wild (bitter entäuscht; verbittert; hell; wütend; hart; wüst; roh; tüchtig; öde; grell; heftig; bissig; rüde; rasend; grimmig; stürmisch; höllisch; schneidig; klirrend; schnippisch; tobend; haarig; gellend; beißend; geharnischt)
förbittrat; bitter; bittet-
förbittrat bijvoeglijk naamwoord
-
bitter bijvoeglijk naamwoord
-
bittet bijvoeglijk naamwoord
-
-
wild (ungehobelt; unhöflich; grobschlächtig; grob; zutäppisch; dumm; unerzogen; derb; ungeschickt; flegelhaft; tölpelhaft; doof; stumpf; schroff; plump; klobig; schwerfällig; bäuerisch; ungeschliffen; täppisch; ungeschlacht; unkultiviert; lümmelhaft)
vilt; ociviliserat; barbarisk; ociviliserad; barbariskt; okultiverad; okultiverat; bondigt-
vilt bijvoeglijk naamwoord
-
ociviliserat bijvoeglijk naamwoord
-
barbarisk bijvoeglijk naamwoord
-
ociviliserad bijvoeglijk naamwoord
-
barbariskt bijvoeglijk naamwoord
-
okultiverad bijvoeglijk naamwoord
-
okultiverat bijvoeglijk naamwoord
-
bondigt bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor wild:
Synoniemen voor "wild":
Wiktionary: wild
wild
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wild | → förvildad | ↔ feral — wild, untamed, especially of domesticated animals having returned to the wild |
• wild | → våldsam | ↔ fierce — extremely violent, severe, ferocious or savage |
• wild | → vild | ↔ savage — Wild, not cultivated |
• wild | → barbarisk; ociviliserad; okultiverad | ↔ savage — Barbaric, not civilized |
• wild | → vild | ↔ wild — not domesticated or tamed |
• wild | → tygellös; vild | ↔ effréné — hérald|fr sans frein ni selle parler du cheval représenté sur un blason. |
• wild | → ostyrig; vild; vildsint | ↔ sauvage — Se dit de certains animaux qui vivent en liberté dans les bois, dans le désert, etc. |
Wild:
-
Wild
-
Wild
Vertaal Matrix voor Wild:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vild | Wild | |
Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vilt | energisch | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vilt | Wild | bäuerisch; derb; doof; dumm; flegelhaft; grell; grimmig; grob; grobschlächtig; heftig; hitzig; intens; klobig; leidenschaftlich; lümmelhaft; plump; scharf; schroff; schwerfällig; stumpf; täppisch; tölpelhaft; unerzogen; ungehobelt; ungeschickt; ungeschlacht; ungeschliffen; ungestüm; unhöflich; unkultiviert; wild; zutäppisch |