Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Nützlichkeit

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Nützlichkeit

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Nützlichkeit:
- nytta; användbarhet; nyttighet; gagn
Wiktionary:
- Nützlichkeit → användbarhet, nytta

Duits

Uitgebreide vertaling voor Nützlichkeit (Duits) in het Zweeds

Nützlichkeit:

Nützlichkeit [die ~] zelfstandig naamwoord

die Nützlichkeit (Utilität)
nytta; användbarhet
- nytta [-en] zelfstandig naamwoord
- användbarhet [-en] zelfstandig naamwoord
die Nützlichkeit (Brauchbarkeit; Sinn; Utilität; Gewinn; Nutzen; Verwendbarkeit; Anwendbarkeit; Vorteil)
nyttighet; nytta; användbarhet; gagn
- nyttighet [-en] zelfstandig naamwoord
- nytta [-en] zelfstandig naamwoord
- användbarhet [-en] zelfstandig naamwoord
- gagn [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Nützlichkeit:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
användbarhet	Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil	Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Profit; Verwendbarkeit; Vorteil
gagn	Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil
nytta	Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil	Gewinn; Nutzen; Profit; Vorteil
nyttighet	Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Gewinn; Nutzen; Nützlichkeit; Sinn; Utilität; Verwendbarkeit; Vorteil

Synoniemen voor "Nützlichkeit":

Effizienz; Nutzen; Vorteil
Anwendbarkeit; Brauchbarkeit; Eignung; Einsetzbarkeit; Praktikabilität; Zweckmäßigkeit

Wiktionary: Nützlichkeit

Nützlichkeit

noun

Eigenschaft, von Nutzen zu sein; häufig oder in einer wichtigen Situation benutzbar zu sein
- Nützlichkeit → användbarhet; nytta

Computer vertaling door derden: