Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
-
gescheit:
- förståndig; klokt; begåvad; kvick; talangfull; fyndigt; kvickt; begåvat; talangfullt; snygg; snyggt; stilig; stiligt; skarp; skarpt; intensivt; vass; vasst; användbar; uppriktig; användbart; kapabel; skarpsinnigt; knipslug; listig; listigt; knipslugt; smart; klipsk; slug; intelligent; behändigt; behändig; duktig; duktigt; slipat; klok
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor gescheit (Duits) in het Zweeds
gescheit:
-
gescheit (vernünftig; sachverständig; einsichtsvoll; geschickt)
förståndig; klokt; begåvad; kvick; talangfull; fyndigt; kvickt; begåvat; talangfullt-
förståndig bijvoeglijk naamwoord
-
klokt bijvoeglijk naamwoord
-
begåvad bijvoeglijk naamwoord
-
kvick bijvoeglijk naamwoord
-
talangfull bijvoeglijk naamwoord
-
fyndigt bijvoeglijk naamwoord
-
kvickt bijvoeglijk naamwoord
-
begåvat bijvoeglijk naamwoord
-
talangfullt bijvoeglijk naamwoord
-
-
gescheit (aufgeweckt; schlau; pfiffig; fiffig; geschickt)
-
gescheit (pfiffig; clever; gewitzt; schlau)
-
gescheit (fachmännisch; vernünftig; genial; klug; kundig; erfinderisch; sachverständig; gekonnt; ausgekocht)
användbar; uppriktig; klokt; användbart-
användbar bijvoeglijk naamwoord
-
uppriktig bijvoeglijk naamwoord
-
klokt bijvoeglijk naamwoord
-
användbart bijvoeglijk naamwoord
-
-
gescheit (tüchtig; klug)
-
gescheit (intelligent; klug; nett; gewichst; witzig; clever; pfiffig; schlau; geschickt; gewiegt; schlagfertig; geübt; flott; aufgeweckt; spitzfindig; gerissen; hinterlistig; behende; scharfsinnig; ausgeschlafen; gewandt; flink; listig; ausgekocht)
skarpsinnigt; knipslug; listig; listigt; knipslugt-
skarpsinnigt bijvoeglijk naamwoord
-
knipslug bijvoeglijk naamwoord
-
listig bijvoeglijk naamwoord
-
listigt bijvoeglijk naamwoord
-
knipslugt bijvoeglijk naamwoord
-
-
gescheit (aufgeweckt; schlagfertig; pfiffig; spitzfindig; gewichst; scharfsinnig; schlau; geschickt; flott; ausgekocht; gerissen; dreist; behende; klug; glatt; gewandt; clever; verschmitzt; durchtrieben; ausgeschlafen; helle; geübt; flink; schneidig)
-
gescheit (intelligent; weise; klug; scharfsinnig; hochgelehrt; schlau; gelehrt; genial; brillant)
klipsk; slug; intelligent-
klipsk bijvoeglijk naamwoord
-
slug bijvoeglijk naamwoord
-
intelligent bijvoeglijk naamwoord
-
-
gescheit (geistreich; kundig; fähig; fachmännisch; geschickt; klug; sachverständig; schlau; scharfsinnig; geübt; tüchtig; gewandt; geschult; handlich; aufgeweckt; gekonnt; behende; ausgelernt; scharfsichtig)
-
gescheit (scharfsinnig; schlau; ausgeschlafen; spitzfindig; geschickt; pfiffig; aufgeweckt; behende; geistreich)
-
gescheit (klug; vernünftig; clever)
klok; smart; talangfull; klokt; begåvat; talangfullt-
klok bijvoeglijk naamwoord
-
smart bijvoeglijk naamwoord
-
talangfull bijvoeglijk naamwoord
-
klokt bijvoeglijk naamwoord
-
begåvat bijvoeglijk naamwoord
-
talangfullt bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor gescheit:
Synoniemen voor "gescheit":
Wiktionary: gescheit
gescheit
Cross Translation:
adverb
-
(umgangssprachlich) süddeutsch, zur Verstärkung von Verben und Adjektiven: sehr, besonders, überaus
- gescheit → i synnerhet; särskilt; speciellt
-
(umgangssprachlich) süddeutsch: anständig, richtig
- gescheit → riktigt
-
veraltet: tüchtig, gut, ordentlich
-
veraltet: arglistig
-
veraltet: hinterhältig, schlau, verschlagen, listig
-
(umgangssprachlich) süddeutsch, nur adjektivisch: groß, immens
- gescheit → rejäl
-
(umgangssprachlich) vernünftig
- gescheit → smart
-
von großer Intelligenz, einen scharfen Verstand habend
-
kluge Überlegungen enthaltend, einigen Verstand zum Ausdruck bringend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• gescheit | → klok; smart | ↔ clever — mentally quick or sharp |
• gescheit | → smart; klok | ↔ smart — exhibiting intellectual knowledge, such as that found in books |
• gescheit | → skicklig | ↔ adroit — Qui a de l’adresse. (Sens général). |
• gescheit | → klok; vettig; resonabel; förståndig; förnuftig | ↔ raisonnable — Qui douer de raison, qui a la faculté de raisonner. |
• gescheit | → klok; vettig | ↔ sage — Qui est prudent, circonspect, judicieux; qui a un sentiment juste des choses. (Sens général). |
• gescheit | → klok; vettig | ↔ sensé — Qui a du bon sens, qui a de la raison, du jugement. |