Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: appellieren

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: appellieren

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. appellieren:
  2. Appellieren:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor appellieren (Duits) in het Zweeds

appellieren:

appellieren werkwoord (appeliere, appelierst, appeliert, appelierte, appeliertet, appelliert)

  1. appellieren
    vädja; falla i smaken
    • vädja werkwoord (vädjar, vädjade, vädjat)
    • falla i smaken werkwoord (faller i smaken, föll i smaken, fallit i smaken)
  2. appellieren
    tilltala; vädja
    • tilltala werkwoord (tilltalar, tilltalade, tilltalat)
    • vädja werkwoord (vädjar, vädjade, vädjat)
  3. appellieren
    vädja; överklaga
    • vädja werkwoord (vädjar, vädjade, vädjat)
    • överklaga werkwoord (överklagar, överklagade, överklagat)

Conjugations for appellieren:

Präsens
  1. appeliere
  2. appelierst
  3. appeliert
  4. appelieren
  5. appeliert
  6. appelieren
Imperfekt
  1. appelierte
  2. appeliertest
  3. appelierte
  4. appelierten
  5. appeliertet
  6. appelierten
Perfekt
  1. habe appelliert
  2. hast appelliert
  3. hat appelliert
  4. haben appelliert
  5. habt appelliert
  6. haben appelliert
1. Konjunktiv [1]
  1. appeliere
  2. appelierest
  3. appeliere
  4. appelieren
  5. appelieret
  6. appelieren
2. Konjunktiv
  1. appelierte
  2. appeliertest
  3. appelierte
  4. appelierten
  5. appeliertet
  6. appelierten
Futur 1
  1. werde appellieren
  2. wirst appellieren
  3. wird appellieren
  4. werden appellieren
  5. werdet appellieren
  6. werden appellieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde appellieren
  2. würdest appellieren
  3. würde appellieren
  4. würden appellieren
  5. würdet appellieren
  6. würden appellieren
Diverses
  1. appelier!
  2. appeliert!
  3. appelieren Sie!
  5. appelliert
  6. appelierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor appellieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tilltala Anreden; Ansprechen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
falla i smaken appellieren
tilltala appellieren aufreden; aufschwatzen
vädja appellieren
överklaga appellieren

Synoniemen voor "appellieren":


Wiktionary: appellieren

appellieren
verb
  1. sich mit einem Anliegen, einer Bitte oder Aufforderung an jemanden wenden

Appellieren:

Appellieren [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Appellieren
    bön; upprop; vädjande; vädjan om

Vertaal Matrix voor Appellieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bön Appellieren Bitten; Gebet; Kirche Gebet
upprop Appellieren Ankündigung; Anrufung; Aufruf; Ausruf; Ausrufung; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Kundgebung; Ruf; Rufen; Schrei; Schreien; Verkündigung; Verlautbarung; Veröffentlichung
vädjan om Appellieren
vädjande Appellieren Antragsteller; Bittende

Verwante vertalingen van appellieren







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0289 seconde
Page rendered in 1.0 seconds