Begrenzung: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Begrenzung:
- begränsning; gräns; inskränkning; gränslinje; staket; stängsel; bindning
Wiktionary:
- Begrenzung → gräns

Duits

Uitgebreide vertaling voor Begrenzung (Duits) in het Zweeds

die Begrenzung (Einschränkung; Beschränkung; Restriktion; Vorbehalt; Limit)
begränsning; gräns; inskränkning
- begränsning [-en] zelfstandig naamwoord
- gräns [-en] zelfstandig naamwoord
- inskränkning [-en] zelfstandig naamwoord
die Begrenzung (Limit; Beschränkung)
gräns; gränslinje
- gräns [-en] zelfstandig naamwoord
- gränslinje zelfstandig naamwoord
die Begrenzung (Abzaunung)
staket; stängsel
- staket [-ett] zelfstandig naamwoord
- stängsel [-ett] zelfstandig naamwoord
die Begrenzung (Grenze)
bindning
- bindning [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
begränsning	Begrenzung; Beschränkung; Einschränkung; Limit; Restriktion; Vorbehalt	Beschränktheit; Einschränkung; Einschränkung der maximalen Bandbreite; Kleinlichkeit; Kleinmütigkeit; Pooling; Voreingenommenheit
bindning	Begrenzung; Grenze	Abenteuer; Affäre; Binden; Bindung; Verbindung; Verhältnis
gräns	Begrenzung; Beschränkung; Einschränkung; Limit; Restriktion; Vorbehalt	Abdichtung; Abschluß; Grenze; Grenzlinie; Grenzstelle; Grenzübergang; Landesgrenze; Scheidelinie; Verschluß
gränslinje	Begrenzung; Beschränkung; Limit	Grenze; Grenzlinie; Grenzstelle; Scheidelinie; Verkleinerungsleiste
inskränkning	Begrenzung; Beschränkung; Einschränkung; Limit; Restriktion; Vorbehalt	Abkürzen; Einschränkung; Einsparung; Kürzung; Stutzen; Verengerung; Verengung
staket	Abzaunung; Begrenzung	Abtrennung; Balustrade; Bucht; Drahtgitter; Einzäunung; Gatter; Gitter; Gittertür; Gitterumzäunung; Gitterzaun; Gitterzäune; Umgitterung; Umzäunung; Vergitterung; Zaun
stängsel	Abzaunung; Begrenzung	Balustrade; Bucht; Einzäunung; Gittertür; Gitterumzäunung; Gitterzäune; Umgitterung; Umzäunung; Vergitterung; Zaun; vergitterung

Cross Translation:

From	To	Via
• Begrenzung	→ gräns	↔ limite — restriction ; point réel fini au-delà duquel on ne doit pas aller.