Duits
Uitgebreide vertaling voor freigebig (Duits) in het Zweeds
freigebig:
-
freigebig (generös)
generös; generöst; högsint; ädelmodigt-
generös bijvoeglijk naamwoord
-
generöst bijvoeglijk naamwoord
-
högsint bijvoeglijk naamwoord
-
ädelmodigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
freigebig (generös; großzügig; edel; jovial; freizügig; weitherzig)
-
freigebig (gutherzig; mild; gutartig; wohlwollend; sanftmütig; sanft; großzügig; gutmütig; wohltuend; weitherzig)
-
freigebig (großmütig; großzügig; edel; hochwürdig; nobel; freizügig; erhaben; mild; tolerant; duldsam; jovial)
generös; generöst; storartigt-
generös bijvoeglijk naamwoord
-
generöst bijvoeglijk naamwoord
-
storartigt bijvoeglijk naamwoord
-
-
freigebig (verschwenderisch; großzügig; freizügig)
slösaktigt; oekonomisk; oekonomiskt-
slösaktigt bijvoeglijk naamwoord
-
oekonomisk bijvoeglijk naamwoord
-
oekonomiskt bijvoeglijk naamwoord
-
-
freigebig (herzlich; großzügig; verschwenderisch; offen; mild; freizügig; jovial; weitherzig)
Vertaal Matrix voor freigebig:
Synoniemen voor "freigebig":
Computer vertaling door derden: