Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Subjekt:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. subjekt:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Subjekt (Duits) in het Zweeds

Subjekt:

Subjekt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Subjekt (Satzgegenstand)
    subjekt
    • subjekt [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. der Subjekt (Herr)
    pojke; prick; karl; grabb
    • pojke [-en] zelfstandig naamwoord
    • prick [-en] zelfstandig naamwoord
    • karl [-en] zelfstandig naamwoord
    • grabb [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Subjekt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grabb Herr; Subjekt Bursche; Gör; Junker; Jüngling; Kauz; Kerl; Kerlchen; Mann; Typ; Vogel; jungeMann
karl Herr; Subjekt Bruder; Bursche; Geselle; Kerl; Kerlchen; Mann
pojke Herr; Subjekt Bursche; Junker; Jüngling; jungeMann
prick Herr; Subjekt Sprenkel; Tüpfel
subjekt Satzgegenstand; Subjekt

Synoniemen voor "Subjekt":


Wiktionary: Subjekt


Cross Translation:
FromToVia
Subjekt subjekt onderwerp — zinsdeel waarnaar de persoonsvorm zich richt en dat bijv. de handelende persoon of zaak beschrijft
Subjekt subjekt subject — in grammar



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Subjekt (Zweeds) in het Duits

subjekt:

subjekt [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. subjekt
    der Subjekt; der Satzgegenstand

Vertaal Matrix voor subjekt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Satzgegenstand subjekt
Subjekt subjekt grabb; karl; pojke; prick

Synoniemen voor "subjekt":

  • mne

Wiktionary: subjekt


Cross Translation:
FromToVia
subjekt Subjekt onderwerp — zinsdeel waarnaar de persoonsvorm zich richt en dat bijv. de handelende persoon of zaak beschrijft
subjekt Subjekt subject — in grammar

Verwante vertalingen van Subjekt