Intellekt: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Intellekt:
- idé; begrepp; mental förmåga; förstånd; intelligens; mental kapacitet; förmåga att förstå; intellekt; förståndsgåvor; föstånd; klokhet; skarpsinne; slughet; skarpsinnighet
Wiktionary:
- Intellekt → intellekt
- Intellekt → förstånd, intellekt

Zweeds naar Duits: Meer gegevens...

intellekt:
- Intelligenz; Genie; Scharfsinn; Intellekt; Verstand; Denkvermögen; Geistesvermögen
Wiktionary:
- intellekt → Intellekt, Geist
- intellekt → Geist, Verstand, Intellekt

Duits

Uitgebreide vertaling voor Intellekt (Duits) in het Zweeds

Intellekt:

Intellekt [der ~] zelfstandig naamwoord

der Intellekt (Begriff; Verstand; Erkenntnis; Begriffsvermögen; Eindruck; Idee; Gedanke; Ansicht; Gedächtnis; Fassungsvermögen; Meinung; Auffassung; Vernunft; Eingebung; Bewußtsein; Eindrücke; Denkweise; Vorstellung; Einsicht)
idé; begrepp
- idé [-en] zelfstandig naamwoord
- begrepp [-ett] zelfstandig naamwoord
der Intellekt (Verstand; Geist; Gehirn; Denkvermögen; Vernunft)
mental förmåga; förstånd; intelligens; mental kapacitet
- mental förmåga zelfstandig naamwoord
- förstånd [-ett] zelfstandig naamwoord
- intelligens [-en] zelfstandig naamwoord
- mental kapacitet zelfstandig naamwoord
der Intellekt (Begriffsvermögen; Fassungskraft)
förmåga att förstå
- förmåga att förstå zelfstandig naamwoord
der Intellekt (Intelligenz; Genie; Scharfsinn)
intellekt; förståndsgåvor
- intellekt [-ett] zelfstandig naamwoord
- förståndsgåvor zelfstandig naamwoord
der Intellekt (Intelligenz; Verstand; Begriffsvermögen; Klugheit)
föstånd; intelligens; begrepp
- föstånd zelfstandig naamwoord
- intelligens [-en] zelfstandig naamwoord
- begrepp [-ett] zelfstandig naamwoord
der Intellekt (Scharfsinnigkeit; Klugheit; Gewandtheit; Schlagfertigkeit; Gerissenheit; Verstand; Scharfsinn; Spürsinn; Schlauheit; Spitzfindigkeit; Schneidigkeit; Verschlagenheit; Gewieftheit; Geschliffenheit; Geriebenheit)
klokhet; skarpsinne; slughet; skarpsinnighet
- klokhet [-en] zelfstandig naamwoord
- skarpsinne [-ett] zelfstandig naamwoord
- slughet [-en] zelfstandig naamwoord
- skarpsinnighet [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Intellekt:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
begrepp	Ansicht; Auffassung; Begriff; Begriffsvermögen; Bewußtsein; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Eingebung; Einsicht; Erkenntnis; Fassungsvermögen; Gedanke; Gedächtnis; Idee; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Meinung; Vernunft; Verstand; Vorstellung	Ahnung
förmåga att förstå	Begriffsvermögen; Fassungskraft; Intellekt
förstånd	Denkvermögen; Gehirn; Geist; Intellekt; Vernunft; Verstand	Begriff; Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Verstand; Vorstellung
förståndsgåvor	Genie; Intellekt; Intelligenz; Scharfsinn
föstånd	Begriffsvermögen; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Verstand
idé	Ansicht; Auffassung; Begriff; Begriffsvermögen; Bewußtsein; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Eingebung; Einsicht; Erkenntnis; Fassungsvermögen; Gedanke; Gedächtnis; Idee; Intellekt; Meinung; Vernunft; Verstand; Vorstellung	Anschauungsweise; Ansicht; Auffassung; Begriff; Bewußtsein; Blickpunkt; Denkweise; Eindruck; Eindrücke; Einfall; Einfälle; Eingebung; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Erkennung; Gedanke; Gedächtnis; Gesichtspunkt; Idee; Meinung; Sicht; Standpunkt; Verstand; Vorstellung
intellekt	Genie; Intellekt; Intelligenz; Scharfsinn	Denkvermögen; Geistesvermögen; Intelligenz; Verstand
intelligens	Begriffsvermögen; Denkvermögen; Gehirn; Geist; Intellekt; Intelligenz; Klugheit; Vernunft; Verstand	Bewußtsein; Einsicht; Erkennen; Erkenntnis; Klugheit; Scharfsichtigkeit; Scharfsinn; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schlauigkeit; Verstand
klokhet	Geriebenheit; Gerissenheit; Geschliffenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Intellekt; Klugheit; Scharfsinn; Scharfsinnigkeit; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schneidigkeit; Spitzfindigkeit; Spürsinn; Verschlagenheit; Verstand	Klugheit; Scharfsichtigkeit; Scharfsinn; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schlauigkeit; Takt; Umsicht; Vorsicht
mental förmåga	Denkvermögen; Gehirn; Geist; Intellekt; Vernunft; Verstand
mental kapacitet	Denkvermögen; Gehirn; Geist; Intellekt; Vernunft; Verstand
skarpsinne	Geriebenheit; Gerissenheit; Geschliffenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Intellekt; Klugheit; Scharfsinn; Scharfsinnigkeit; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schneidigkeit; Spitzfindigkeit; Spürsinn; Verschlagenheit; Verstand	Klugheit; Scharfsichtigkeit; Scharfsinn; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schlauigkeit
skarpsinnighet	Geriebenheit; Gerissenheit; Geschliffenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Intellekt; Klugheit; Scharfsinn; Scharfsinnigkeit; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schneidigkeit; Spitzfindigkeit; Spürsinn; Verschlagenheit; Verstand
slughet	Geriebenheit; Gerissenheit; Geschliffenheit; Gewandtheit; Gewieftheit; Intellekt; Klugheit; Scharfsinn; Scharfsinnigkeit; Schlagfertigkeit; Schlauheit; Schneidigkeit; Spitzfindigkeit; Spürsinn; Verschlagenheit; Verstand	Abgefeimtheit; Arglist; Durchtriebenheit; Geriebenheit; Gerissenheit; Geschliffenheit; Hinterlist; Listigkeit; Schlauheit; Verschlagenheit

Synoniemen voor "Intellekt":

Bewusstsein; Erkenntnis; Erleuchtung; Klarsicht; Vergegenwärtigung; Verständnis

Wiktionary: Intellekt

Intellekt

noun

Denk-, Erkenntnisvermögen; Verstand
- Intellekt → intellekt

Cross Translation:

From	To	Via
• Intellekt	→ förstånd	↔ reason — (the capacity of the human mind for) rational thinking
• Intellekt	→ intellekt	↔ intellect — didactique\|fr faculté de l’âme qu’on nomme aussi entendement et qui est une sorte d’intelligence métaphysique, de faculté de connaître supérieure, de raison.

Computer vertaling door derden:

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Intellekt (Zweeds) in het Duits

intellekt:

intellekt [-ett] zelfstandig naamwoord

intellekt (förståndsgåvor)
die Intelligenz; Genie; der Scharfsinn; der Intellekt
- Intelligenz [die ~] zelfstandig naamwoord
- Genie [das ~] zelfstandig naamwoord
- Scharfsinn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Intellekt [der ~] zelfstandig naamwoord
intellekt
der Verstand; die Intelligenz; Denkvermögen; Geistesvermögen
- Verstand [der ~] zelfstandig naamwoord
- Intelligenz [die ~] zelfstandig naamwoord
- Denkvermögen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Geistesvermögen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor intellekt:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Denkvermögen	intellekt	förstånd; intelligens; mental förmåga; mental kapacitet
Geistesvermögen	intellekt
Genie	förståndsgåvor; intellekt	begåvelse; begåvning; fyndighet; geni; genie; högbegåvad person; möjlighet; smart; snille; talang; truppslag; uppfinningsförmåga; uppfinningsrikedom
Intellekt	förståndsgåvor; intellekt	begrepp; förmåga att förstå; förstånd; föstånd; idé; intelligens; klokhet; mental förmåga; mental kapacitet; skarpsinne; skarpsinnighet; slughet
Intelligenz	förståndsgåvor; intellekt	begrepp; bra utseende; föstånd; intelligens; skönhet; smarthet; vackerhet
Scharfsinn	förståndsgåvor; intellekt	begåvning; intelligens; klokhet; skarpsinne; skarpsinnighet; skärpa; slughet; smarthet
Verstand	intellekt	aning; begrepp; förstånd; föstånd; hjärnan; idé; intelligens; klokhet; medvetenhet; mental förmåga; mental kapacitet; sinnelag; själ; skarpsinne; skarpsinnighet; slughet; tankesätt

Wiktionary: intellekt

intellekt

noun

Denk-, Erkenntnisvermögen; Verstand
- Intellekt → intellekt
-
- Geist → ande; snille; sinne; intellekt; själ

Cross Translation:

From	To	Via
• intellekt	→ Geist; Verstand	↔ mind — ability for rational thought
• intellekt	→ Intellekt	↔ intellect — didactique\|fr faculté de l’âme qu’on nomme aussi entendement et qui est une sorte d’intelligence métaphysique, de faculté de connaître supérieure, de raison.

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Intellekt

Uitgebreide vertaling voor Intellekt (Duits) in het Zweeds

Intellekt:

Intellekt [der ~] zelfstandig naamwoord

der Intellekt (Begriff; Verstand; Erkenntnis; Begriffsvermögen; Eindruck; Idee; Gedanke; Ansicht; Gedächtnis; Fassungsvermögen; Meinung; Auffassung; Vernunft; Eingebung; Bewußtsein; Eindrücke; Denkweise; Vorstellung; Einsicht)

der Intellekt (Verstand; Geist; Gehirn; Denkvermögen; Vernunft)

der Intellekt (Begriffsvermögen; Fassungskraft)

der Intellekt (Intelligenz; Genie; Scharfsinn)

der Intellekt (Intelligenz; Verstand; Begriffsvermögen; Klugheit)

der Intellekt (Scharfsinnigkeit; Klugheit; Gewandtheit; Schlagfertigkeit; Gerissenheit; Verstand; Scharfsinn; Spürsinn; Schlauheit; Spitzfindigkeit; Schneidigkeit; Verschlagenheit; Gewieftheit; Geschliffenheit; Geriebenheit)