Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Branche

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Branche

Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Branche:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor Branche (Duits) in het Zweeds

Branche:

Branche [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Branche (Gewerbezweig; Betriebszweig; Geschäftszweig)
    bransch; industrigren
  2. die Branche (Berufsgruppe)
    yrkesgrupp
  3. die Branche (Handwerk; Gewerbe; Wirtschaft; )
    yrke; profession
    • yrke [-ett] zelfstandig naamwoord
    • profession [-en] zelfstandig naamwoord
  4. die Branche (Metier; Fach; Beruf)
    yrkestillhörighet; yrke
  5. die Branche
    Bransch
  6. die Branche
    affärsklassificering
  7. die Branche
    affärsområde; LOB
  8. die Branche
    bransch
    • bransch [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Branche:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bransch Betriebszweig; Branche; Geschäftszweig; Gewerbezweig Partie; Runde; Spiel; Spielchen
industrigren Betriebszweig; Branche; Geschäftszweig; Gewerbezweig Gewerbezweig
profession Beruf; Branche; Erwerb; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Wirtschaft Beruf; Job
yrke Beruf; Branche; Erwerb; Fach; Gewerbe; Handel; Handwerk; Kaufhandel; Metier; Wirtschaft Beruf; Job
yrkesgrupp Berufsgruppe; Branche Berufsgruppen
yrkestillhörighet Beruf; Branche; Fach; Metier
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bransch Branche
LOB Branche
affärsklassificering Branche
affärsområde Branche

Synoniemen voor "Branche":


Wiktionary: Branche

Branche
noun
  1. beruflicher oder unternehmerischer Tätigkeitsbereich
Cross Translation:
FromToVia
• Branche → industri; gren; bransch ↔ industry — businesses of the same type
• Branche → sektion; gren; kvist ↔ branche — Traductions à trier suivant le sens

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0653 seconde
Page rendered in 1.0 seconds