Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
-
kleinlich:
- låg; elak; lågt; elakt; ont; nedrigt; petig; småaktig; petigt; nypande; nypandet; småsint; brackig; småborgerligt; brackigt; småborgerlig; kälkborgerligt; ihopdraget; förminskat; ihopdragen
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor kleinlich (Duits) in het Zweeds
kleinlich:
-
kleinlich (niederträchtig; gering; einfach; winzig; gemein; mies; banal; gängig; gehässig; verrucht; landläufig; schuftig; falsch; dürftig; fühllos; alltäglich; heimtückisch; schamlos; hinterhältig; hinterlistig; schmählich)
-
kleinlich
-
kleinlich (kleinkariert; spießig; knickrig)
-
kleinlich (beschränkt; spießig; engstirnig; kleinbürgerlich; bürgerlich; kleinkariert; kleinmütig; spießbürgerlich)
-
kleinlich (kleinkariert; engstirnig; kleinmütig; genau; knapp; eng; klein; gering; gewerblich; beschränkt; geizig; bürgerlich; borniert; knickrig; kleinbürgerlich)
brackig; småborgerligt; brackigt; småborgerlig; kälkborgerligt-
brackig bijvoeglijk naamwoord
-
småborgerligt bijvoeglijk naamwoord
-
brackigt bijvoeglijk naamwoord
-
småborgerlig bijvoeglijk naamwoord
-
kälkborgerligt bijvoeglijk naamwoord
-
-
kleinlich (vermindert; beschränkt; gemildert)
ihopdraget; förminskat; ihopdragen-
ihopdraget bijvoeglijk naamwoord
-
förminskat bijvoeglijk naamwoord
-
ihopdragen bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor kleinlich:
Synoniemen voor "kleinlich":
Wiktionary: kleinlich
kleinlich
Cross Translation:
adjective
-
übertrieben genau, zu stark auf Kleinigkeiten achtend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kleinlich | → kräsen; kinkig | ↔ fastidious — difficult to please |
Computer vertaling door derden: