Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Stachel:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Stachel (Duits) in het Zweeds

Stachel:

Stachel [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Stachel
    tagg; stick; törn
    • tagg [-en] zelfstandig naamwoord
    • stick [-ett] zelfstandig naamwoord
    • törn zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Stachel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stick Stachel Abdruck; Abzug; Ausdruck; Kupferstecherarbeit; Kupferstich; Seitenstich
tagg Stachel Dornen; Markierung; Notiztag; Tag
törn Stachel Bums; Knall; Krach; Schlag; Stoß
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stick Tot fallen können; abhauen; abkratzen; abzischen; abzwitschen; anschauen; ansehen; begucken; beschauen; betrachten; inspizieren; mustern; prüfen; sich zum Teufel scheren

Synoniemen voor "Stachel":

  • Dorn; spitzer Gegenstand

Wiktionary: Stachel

Stachel
noun
  1. spitzes Pflanzenteil, Auswuchs des Rindengewebes
  2. spitzes Gebilde am Hinterteil von Tieren, verwendet zur Abwehr von Feinden, oder zur Ablage von Eiern

Cross Translation:
FromToVia
Stachel tagg spine — rigid, pointed surface protuberance or needle-like structure on an animal, shell, or plant
Stachel gadd stinger — pointed portion of an insect
Stachel tagg; torn; törne épine — (botanique) branche, feuille, stipule ou partie de feuille transformée en un organe allongé et piquant.