Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Modus:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. modus:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Modus (Duits) in het Zweeds

Modus:

Modus [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Modus (Art und Weise; Aussageform)
    modus
    • modus [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. der Modus
    läge
    • läge [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Modus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
läge Modus Drehort; Lage; Lokation; Ort; Ortsbestimmung; Ortung; Position; Stand; Standort; Stelle; Verfassung; Zustand
modus Art und Weise; Aussageform; Modus

Synoniemen voor "Modus":


Wiktionary: Modus

Modus
noun
  1. Art und Weise
  2. eine von mehreren Betriebsarten, zwischen denen ausgewählt werden kann
    • Modusmod
  3. Linguistik, speziell Grammatik: Eigenschaft des Verbs: Flexionskategorie
  4. Musik: synonym verwandt für Kirchentonart



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Modus (Zweeds) in het Duits

modus:

modus [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. modus
    der Modus; die Art und Weise; die Aussageform

Vertaal Matrix voor modus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Art und Weise modus handlingssätt
Aussageform modus
Modus modus läge

Wiktionary: modus

modus
noun
  1. Art und Weise
  2. Linguistik, speziell Grammatik: Eigenschaft des Verbs: Flexionskategorie
  3. Musik: synonym verwandt für Kirchentonart
  4. Linguistik, speziell Grammatik: deutsche Bezeichnung für Modus: Eigenschaft des Verbs: Flexionskategorie