Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Barren

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Barren

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Barren:
- bommar; barriärer; tacka
Wiktionary:
- Barren → barr
- Barren → bom, stång, ribba, tacka

Duits

Uitgebreide vertaling voor Barren (Duits) in het Zweeds

Barren:

Barren [der ~] zelfstandig naamwoord

der Barren (Stäbe)
bommar; barriärer
- bommar zelfstandig naamwoord
- barriärer zelfstandig naamwoord
der Barren
tacka
- tacka [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Barren:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
barriärer	Barren; Stäbe	Schlagbäume; Sperrbäume
bommar	Barren; Stäbe	Schlagbäume; Sperrbäume
tacka	Barren	Mutterschaf
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
tacka		abbestellen; ablehnen; absagen; abschlagen; ausschlagen; zurückweisen

Wiktionary: Barren

Barren

noun

in Form gießen Metall
- Barren → barr
Turnsport: ein Sportgerät, das aus zwei parallelen Stangen bestehen
- Barren → barr

Cross Translation:

From	To	Via
• Barren	→ bom; stång; ribba	↔ bar — solid object with uniform cross-section
• Barren	→ stång	↔ bar — metallurgy: solid object of round, square, hexagonal, octagonal or rectangular section
• Barren	→ tacka	↔ ingot — a solid block of more or less pure metal

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Barren (Zweeds) in het Duits

Barren: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

bar: Wirtsstube; Wirtschaft; Kneipe; Gaststätte; Gasthof; Krug; Gasthaus; Café; Wirtshaus; Gastwirtschaft; Ausschank; Schenke; Schankwirtschaft; Lokalität; Gasthäuser; Herberge; Hotelherberge
ren: Ren; Rentier; angemessen; ordentlich; anständig; höflich; artig; wohlerzogen; züchtig; galant; keusch; aufgeräumt; sittsam; schicklich; tugendhaft; ehrenwert; ehrbar; achtenswert; sauber und rein; wohlanständig; ganz; rein; sauber; pur; unversehrt; fehlerfrei; unbeschädigt; gesäubert; jungfräulich; unbefleckt; unverfälscht; unangetastet; ausschließlich; gepflegt; tadellos; unberührt; unverschnitten; jungfraulich; glockenrein; nicht verschnitten
ören: Geld; Kohle; Gelder; Knete; Cente; Mûnze; kleines Geld
bär: Beere; Beerenfrucht
bära: tragen; an haben; ertragen; schleppen; aushalten; durchhalten; hervorbringen; ausharren; ausgestreckt halten; schwer zu trägen sein; verkraften; verstauen; wuchten; unterstützen; befördern; stützen; dulden; transportieren; beistehen; überdauern; hinüberbringen; hinüberfahren