Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Sprößlinge:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Sprösslinge (Duits) in het Zweeds

Sprößlinge:

Sprößlinge [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Sprößlinge (Stecklinge; Setzlinge)
    urklipp; klippningar

Sprößlinge [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Sprößlinge (Brut; Gezücht)
    ruvning

Vertaal Matrix voor Sprößlinge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klippningar Setzlinge; Sprößlinge; Stecklinge Durchmesser; Durchschnitte; Schnippel; Schnipsel
ruvning Brut; Gezücht; Sprößlinge Brut; Gelichter; Gesindel; Kanaille; Lumpengesindel; Pack; Plebs; Pöbel; Sippschaft; Zeug
urklipp Setzlinge; Sprößlinge; Stecklinge Ausgeschnittene; Schnippel; Schnipsel; Schuß; Sprößling; Trieb


Wiktionary: Sprösslinge


Cross Translation:
FromToVia
Sprösslinge avkomlingar; avkommor; ättlingar offspring — plural or collective offspring (only males, only females, both sexes or sex unspecified)