Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Halbzeit

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Halbzeit

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Halbzeit:
- Wiktionary:
  Halbzeit → halvtid, halvlek
  Halbzeit → halvtid
- Synoniemen voor "Halbzeit":
  Durchgang

Duits

Uitgebreide vertaling voor Halbzeit (Duits) in het Zweeds

Halbzeit: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

halb: halvt; halv
Zeit: era; epok; tidsålder

Halbzeit:

Synoniemen voor "Halbzeit":

Durchgang

Wiktionary: Halbzeit

Halbzeit

noun

Sport, von Ballspielen: Zeitpunkt bei einem Spiel, an dem die erste Spielhälfte endet und abgepfiffen wird sowie der Zeitraum der Pause zwischen den beiden Spielhälften
- Halbzeit → halvtid
Sport, von Ballspielen: eine von zwei gleichlangen Abschnitten eines Spieles (z.B. eines Fußballspieles)
- Halbzeit → halvlek

Cross Translation:

From	To	Via
• Halbzeit	→ halvtid	↔ half time — interval between halves