Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Gips:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. gips:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Gips (Duits) in het Zweeds

Gips:

Gips [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Gips
    gipsförband; gips
  2. der Gips (Guß; Form; Abdruck)
    gips
    • gips [-ett] zelfstandig naamwoord
  3. der Gips (Stuck; Putz; Kalk)
    plåstrad; gips
    • plåstrad zelfstandig naamwoord
    • gips [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Gips:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gips Abdruck; Form; Gips; Guß; Kalk; Putz; Stuck Gipsbinde; Gipsverband
gipsförband Gips Gehgips; Gehverband
plåstrad Gips; Kalk; Putz; Stuck

Wiktionary: Gips

Gips
noun
  1. zu den Sulfaten gehörendes häufiges Mineral (CaSO4), sowie auch Gestein das vollständig oder zum größten Teil aus diesem Mineral besteht

Cross Translation:
FromToVia
Gips gips cast — medicine: supportive and immobilising device
Gips gips gypsum — mineral
Gips gips gips — (scheikunde) een uit calciumsulfaat en water uithardende witte vaste stof: CaSO4·2H2O
Gips gips gypse — minéral|fr Espèce minérale composée de sulfate hydraté de calcium de formule brute CaSO4, 2(H2O).
Gips gips plâtre — (familier, fr) gypse qui se trouver par couches dans le sein de la terre.



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Gips (Zweeds) in het Duits

gips:

gips [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. gips
    die Form; der Guß; der Abdruck; der Gips
    • Form [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Guß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Abdruck [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gips [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. gips
    die Gipsbinde; der Gipsverband
  3. gips (gipsförband)
    der Gips
    • Gips [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. gips (plåstrad)
    der Putz; der Stuck; der Kalk; der Gips
    • Putz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stuck [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Kalk [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gips [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gips:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abdruck gips avtryck; gjutform; grafiskt blad; gravyr; reproduktion; stick; stöpform; tryck; trycka; tryckalster
Form gips figur; form; formbräde; gestalt; individ; kondition; kontur; person; schablon; silhouette; skapnad; stencil; typ; vara i bra form
Gips gips; gipsförband; plåstrad
Gipsbinde gips
Gipsverband gips
Guß gips gjutform; gjutning; glasyr; plask; rollbesättning; stöpform
Kalk gips; plåstrad kalk
Putz gips; plåstrad dekoration; utsmyckning
Stuck gips; plåstrad

Wiktionary: gips

gips
noun
  1. zu den Sulfaten gehörendes häufiges Mineral (CaSO4), sowie auch Gestein das vollständig oder zum größten Teil aus diesem Mineral besteht

Cross Translation:
FromToVia
gips Gips; Gipsverband cast — medicine: supportive and immobilising device
gips Gips gypsum — mineral
gips Stuckgips plaster of Paris — hemihydrate of calcium sulfate
gips Gips gips — (scheikunde) een uit calciumsulfaat en water uithardende witte vaste stof: CaSO4·2H2O
gips Gips gypse — minéral|fr Espèce minérale composée de sulfate hydraté de calcium de formule brute CaSO4, 2(H2O).
gips Gips; Putz plâtre — (familier, fr) gypse qui se trouver par couches dans le sein de la terre.