Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Bauelement

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Bauelement

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Bauelement:
- Wiktionary:
  Bauelement → komponent, byggelement
  Bauelement → element
- Synoniemen voor "Bauelement":
  Baugruppe; Bauteil; Einheit; Element; Komponente; Modul; Arbeitsergebnis; Artefakt; Handlungsprodukt; Opus; Werk

Duits

Uitgebreide vertaling voor Bauelement (Duits) in het Zweeds

Bauelement: ^{(*Woord en zin splitter gebruikt)}

Bau: byggnad; konstruktion; struktur; byggande; strukturering; ombyggnad; bygge
Element: del; element; ingrediens; beståndsdel; faktor; medlem; objekt; Outlook-objekt; dimensionsmedlem

Bauelement:

Synoniemen voor "Bauelement":

Baugruppe; Bauteil; Einheit; Element; Komponente; Modul; Arbeitsergebnis; Artefakt; Handlungsprodukt; Opus; Werk

Wiktionary: Bauelement

Bauelement

noun

elektrisches Bauteil, das auf einer Platine verlötet zum Einsatz kommt
- Bauelement → komponent
einzelnes Teil, das im Bau von Fertigteilhäusern eingesetzt wird
- Bauelement → byggelement

Cross Translation:

From	To	Via
• Bauelement	→ element	↔ element — heating element