Overzicht
Duits naar Zweeds: Meer gegevens...
- immun:
- Wiktionary:
Zweeds naar Duits: Meer gegevens...
- immun:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor immun (Duits) in het Zweeds
immun:
-
immun (unempfindlich)
immun; helig; heligt; okränkbar; immunt; oantastligt; obrottsligt; okränkbart-
immun bijvoeglijk naamwoord
-
helig bijvoeglijk naamwoord
-
heligt bijvoeglijk naamwoord
-
okränkbar bijvoeglijk naamwoord
-
immunt bijvoeglijk naamwoord
-
oantastligt bijvoeglijk naamwoord
-
obrottsligt bijvoeglijk naamwoord
-
okränkbart bijvoeglijk naamwoord
-
-
immun (keinen Schmerz fühlend; gefühllos; unempfindlich)
immun; känslolöst; immunt-
immun bijvoeglijk naamwoord
-
känslolöst bijvoeglijk naamwoord
-
immunt bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor immun:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
helig | immun; unempfindlich | geweiht; heilig |
heligt | immun; unempfindlich | geweiht; heilig |
immun | gefühllos; immun; keinen Schmerz fühlend; unempfindlich | |
immunt | gefühllos; immun; keinen Schmerz fühlend; unempfindlich | |
känslolöst | gefühllos; immun; keinen Schmerz fühlend; unempfindlich | blöde; dumm; dämlich; gedankenlos; geduldig; gelassen; stoisch; töricht; unempfindlich; unklug; unsinnig; unvernünftig; unwegsam |
oantastligt | immun; unempfindlich | unantastbar; unverletzlich |
obrottsligt | immun; unempfindlich | |
okränkbar | immun; unempfindlich | |
okränkbart | immun; unempfindlich |
Synoniemen voor "immun":
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor immun (Zweeds) in het Duits
immun:
-
immun (okränkbar; helig; heligt; immunt; oantastligt; obrottsligt; okränkbart)
-
immun (känslolöst; immunt)
gefühllos; unempfindlich; immun; keinen Schmerz fühlend-
gefühllos bijvoeglijk naamwoord
-
unempfindlich bijvoeglijk naamwoord
-
immun bijvoeglijk naamwoord
-
keinen Schmerz fühlend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor immun:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gefühllos | immun; immunt; känslolöst | brutalt; hänsynslös; hänsynslöst; högt; med hög röst; ohörsam; ohörsamt; omänskligt; rå; rått; utan grund; öronbedövande |
immun | helig; heligt; immun; immunt; känslolöst; oantastligt; obrottsligt; okränkbar; okränkbart | |
keinen Schmerz fühlend | immun; immunt; känslolöst | |
unempfindlich | helig; heligt; immun; immunt; känslolöst; oantastligt; obrottsligt; okränkbar; okränkbart | kallt; känslolös; känslolöst; likgiltig; likgiltigt; okänsligt; uttryckslös; uttryckslöst |