Duits
Uitgebreide vertaling voor geflochten (Duits) in het Zweeds
flechten:
-
flechten (einflechten)
-
flechten (einflechten)
-
flechten (verflechten; verschlingen; verketten; verweben; einflechten; einweben; zusammenflechten)
-
flechten (verweben; verflechten)
Conjugations for flechten:
Präsens
- flechte
- flechtest
- flechtet
- flechten
- flechtet
- flechten
Imperfekt
- flocht
- flochtest
- flocht
- flochten
- flochtet
- flochten
Perfekt
- habe geflochten
- hast geflochten
- hat geflochten
- haben geflochten
- habt geflochten
- haben geflochten
1. Konjunktiv [1]
- flechte
- flechtest
- flechte
- flechten
- flechtet
- flechten
2. Konjunktiv
- flöchte
- flöchtest
- flöchte
- flöchten
- flöchtet
- flöchten
Futur 1
- werde flechten
- wirst flechten
- wird flechten
- werden flechten
- werdet flechten
- werden flechten
1. Konjunktiv [2]
- würde flechten
- würdest flechten
- würde flechten
- würden flechten
- würdet flechten
- würden flechten
Diverses
- flechte!
- flechtet!
- flechten Sie!
- geflochten
- flechtend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor flechten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fläta | einflechten; flechten | |
fläta in | einflechten; flechten | |
fläta samman | einflechten; einweben; flechten; verflechten; verketten; verschlingen; verweben; zusammenflechten | |
väva in | einflechten; einweben; flechten; verflechten; verketten; verschlingen; verweben; zusammenflechten | einflechten; einweben; ineinandergreifen; reichlich versehen von; verweben |
väva samman | flechten; verflechten; verweben |
Synoniemen voor "flechten":
Computer vertaling door derden: